Over 'Onklare taal'

'Onklare taal' is de verzamelnaam van diverse tekstprojecten van mijn hand. Dit is de afdeling opiniestukken daarvan, want God weet dat er daar nog niet genoeg van bestaan. Mocht je je bij het lezen ervan afvragen: "kritiek hebben kan je wel, Anton, maar heb je ook oplossingen?" dan kan je 'De Nieuwe Staat' voor €0 downloaden. De weg een beetje kwijt? Mijn eigenlijke website, die ook 'Onklare taal' heet, verwelkomt je.

donderdag 2 januari 2025

In schaamte kun je niet wonen, maar je kan het wel

Toen ik het boek(je) ‘In schaamte kun je niet wonen’ oppikte, had ik direct een stekelige reactie: “hedendaagse richtlijnen voor teksten schrijven in het Nederlands zeggen dat je ‘kan’ moet zeggen, niet ‘kun’. Hetzelfde met een vorm als ‘je wilt’ – dat moet ‘je wil’ zijn.” Uiteraard is dat puur prescriptivisme. Prescriptivisme is de klemtoon leggen op hoe taal hoort gebruikt te worden, om diverse redenen, niet op hoe taal in werkelijkheid gebruikt wordt. En hoewel ik dat besefte, ergerde ik er me nog meer aan dat de auteur van die boekje een Nederlander is. Dat ligt niet aan die arme man, maar dat ligt volledig aan mij.

Zie je, ik ben in 1983 geboren en behoor vermoedelijk tot de laatste paar honderd moedertaalsprekers van mijn eigen dialect, het Merelbeeks. Hoewel mijn schrijftaal de Belgische variant is van het Algemeen Nederlands en ik net als de meeste Vlamingen doorgaans het Verkavelingsvlaams spreek met collega’s, vrienden en vreemden, is me al van kleins af aan goed ingepeperd dat ik mijn best moest doen om “juist” te spreken en te schrijven. Daar hoorde dat dialect niet in thuis. Integendeel, in de kleuterklas kreeg ik er opmerkingen over. Op de middelbare school vonden sommige vrienden mijn dialect, als ze het toevallig te horen kregen, ronduit “lelijk”. Aan de universiteit had ik één liefje dat zelf in haar lokaal dialect was opgevoed (het Geraardsbergs) maar na enkele rare pogingen om tegen elkaar in het privé onze moedertalen te spreken, die nochtans goed onderling verstaanbaar waren, gaven we het op. Het voelde te vreemd.

Dus zeker in schrijftaal voel ik alsof ik het Algemeen Nederlands verdiend heb door hard werk en studie. Het spreekt boekdelen over het typisch Vlaamse minderwaardigheidscomplex aangaande taal dat ik er trots op ben dat Nederlanders me altijd goed begrijpen zonder dat ik moet overschakelen naar een rare imitatie van een pseudo-Hollands of zonder dat ze zelf switchen naar Engels (zoals jammer genoeg gebeurt met veel andere Vlamingen). Ik denk dat de gemiddelde Nederlander dat niet echt begrijpt. 

Zowel in Nederland als Vlaanderen is er een vreemde spreidstand over taalverandering. Veel Nederlanders lijken uitdrukkingen als “hun hebben” vreselijk te vinden, maar stellen zich tegelijk geen vragen bij frasen als “het probleem die we moeten oplossen”. Vlamingen houden van hun dialecten, maar spreken ze steeds minder. Veel Nederlanders hebben niet door dat Nederlands, net zoals Engels, Duits en Spaans, inmiddels en pluricentrische taal geworden is, terwijl veel Vlamingen zich ten minste in gedachten vastklampen aan een Algemeen Nederlands dat al niet meer bestaat sinds de jaren ’80.

M’n ergernis met “je kunt” of “je wilt” als een Nederlander het gebruikt is dus natuurlijk een kleine frustratie met het gevoel dat ik de regels van de kunst heb geleerd zoals die in een verleden werden voorgeschreven vanuit de Grachtengordel, maar die veel Nederlanders achteloos weggooien, wat mijn inspanningen onnozel maakt. Dubbel zo hard omdat ik kom vanuit een dialect dat zelfs veel van haar moedertaalsprekers minachten: in geen enkele provincie gaan dialecten zo hard achteruit als in Oost-Vlaanderen.

De idee achter prescriptivisme is in wezen niet elitair, maar nobel. Immers, als iedereen dezelfde taalregels zou volgen, dezelfde grammatica, dezelfde uitspraak, dan zouden we elkaar allemaal veel beter verstaan en verdwijnen klasseverschillen. Dan heeft iedereen dezelfde opportuniteiten in studies en in werk. Dat is bijvoorbeeld ook steeds de drijvende factor geweest achter het promoten van het Frans in Frankrijk ten voordele van lokale Franse dialecten en andere talen als het Provençaals, Bretoens, Baskisch, Nederlands, Duits en Catalaans. Dus: je zegt “je kan” en “je wil”, niet “je kunt” en “je wilt”.

Je kan veel aanmerken op Brits en Amerikaans imperialisme, maar het ontbreken van een centrale taalautoriteit in de Engelstalige wereld heeft er mogelijk voor gezorgd dat Engelstaligen niet alleen sneller erkenden dat hun taal pluricentrisch was geworden, maar ook dat regionale en individuele verschillen geen teken zijn van domheid. De normativiteit van de prescriptivisten in het Frans en het Nederlands heeft immers niet gezorgd voor meer gelijkheid, maar juist minder. Want niet iedereen is in staat de normen te volgen omdat sociale ongelijkheid zich steeds doorzet in het onderwijs. Niet iedereen wil(t) die normen volgen omdat sociale stratificatie altijd zal bestaan en individuen vasthouden aan hun afkomst en identiteit.

Is het ook niet bitter ironisch dat zowel het Frans als het Nederlands, allebei talen waarvan de elites die erom geven voelen dat die klappen krijgen, vaak reageren zoals ik deed op die titel van dat boek, terwijl we overspoeld worden met Engelstalige media waarin allerlei accenten en dialecten genormaliseerd worden? 

In het geval van het Nederlands komt er nog een schep bovenop. Veel Vlamingen en Nederlanders beroemen zich erop erg goed Engels te kunnen. Veel universitaire opleidingen in Nederland en in toenemende mate in Vlaanderen (zelfs onder het toeziend oog van zelfverklaarde Vlaams-nationalisten) worden in het Engels gegeven. Zelfs veel cultuurmensen in Vlaanderen en Nederland lezen haast uitsluitend Engelstalige romans. Wellicht is dat een kwestie voor een andere tekst, maar niettemin valt het op. Vooral in het geval van Vlaanderen, waar we zo lang hebben gestreden tegen onze eigen verfranste bourgeoisie en nu de verengelsing z’n gang laten gaan.

‘In schaamte kun je niet wonen’. Nee, zulk een titel gaat me altijd tegen de haren strijken. Maar tegelijk besef ik dat er ruimte moet zijn voor het descriptivisme – het tonen van een taal zoals die gebruikt wordt. En dat ik in die discussie mijn eigen achtergrond moet loslaten. Niet alleen is Nederlands een pluricentrische taal geworden, het is altijd al een taal geweest die uit vele talen bestaat. Standaarden maken is en blijft een nobel doel, maar moet rekening houden met de realiteit. Inderdaad, “met twee woorden spreken” betekent niet langer “beleefd zijn” maar “voorzichtig zijn”, inderdaad, men mag in Vlaanderen “toekomen” gebruiken voor “aankomen” en inderdaad, “het oog van de storm” is zowel letterlijk als figuurlijk het tegendeel gaan betekenen van wat de eigenlijke betekenis is.

Maar ik hoop ook dat ik als redacteur nu en dan nog ‘ns die wesp mag zijn die “marketing strategieën” mag samenvoegen tot “marketingstrategieën”, uitingen als “het meisje die” mag aanpassen naar “het meisje dat” en “in schaamte kun je niet wonen” mag ombuigen naar “in schaamte kan je niet wonen”. Gun me dat. Låt me da gewön dun.  

Geen opmerkingen:

Een reactie posten