Enkele keren per jaar komt er een pleidooi van een denker, een analist of een specialist om nieuwe schoolvakken te introduceren, huidige vakken terug te dringen of af te schaffen, of om het onderwijs flexibeler te maken – bijvoorbeeld door fysica te geven in het Engels of esthetica in het Frans. Maar wat als we nu eens niet langer dachten in termen van ‘vakken’?
Vakjesdenken en systeembestendiging
Tenslotte zegt de term ‘vak’ het allemaal: een beperkt kennisdomein, vierkant en overzichtelijk. Het product van een geïndustrialiseerde samenleving waar onderdeel per onderdeel gebouwd wordt en mensen in tamelijk routineuze taken vastgeklonken zitten aan hun specialiteit.
Maar waar begint godsdienst en eindigt filosofie? Waar begint biologie en waar eindigt lichamelijke opvoeding? Schoolvakken zijn artificiële indelingen en worden gereproduceerd door leraren die uit dat systeem komen en het voortzetten eens ze les geven aan leerlingen.
Het onderwijssysteem ingrijpend aanpassen is als het bijsturen van een olietanker en stuit altijd op verzet, omdat het onderwijs in principe een conservatieve taak heeft. Het probeert de heersende normen en waarden over te brengen, los van de zuivere kennis die het doorgeeft aan jonge mensen. Ook al bevatten die waarden paradoxale dingen als “kritisch nadenken”, waarvan de bedoeling is dat het systeem stukje bij beetje kan verbeterd worden.
Revolutie is romantisch, evolutie is beter
Het hele onderwijssysteem veranderen in één ingreep is onmogelijk. Dan stort alles in elkaar, komen er grote protesten en worden zowel politici als onderwijzers de kop van Jut. Daarom moet een nieuw systeem kleinschalig starten, met lokale experimenten. Wat zou zo’n nieuw systeem “zonder vakken” dan kunnen zijn?
Als je schoolvakken analyseert, bevatten die altijd meerdere competenties die op elkaar voortbouwen. Dat geldt ook doorheen verschillende vakken. Je kan bijvoorbeeld niet goed worden in chemie als je geen elementaire wiskunde mee hebt gekregen, en je kan ook niet goed zijn in voordracht als je kennis van talen zwak is. Of hoe ga je een kortverhaal analyseren als je geen enkele notie hebt van elementaire psychologie om de personages te bespreken?
Eén van de mooiste momenten aan de universiteit was voor mij toen ik plots snapte dat literatuur bestuderen nooit binnen de loutere tekst blijft. Je krijgt de historische context mee. Je ziet hoe taal en politiek verweven zijn. Je leert economische theorieën toepassen op een werk dat geschreven werd in een tijd waarin die theorie nog niet eens bestond.
Daarom geloof ik in een systeem dat minder hiërarchisch, stijf en ‘vierkant’ is. Stel je voor dat je 13 bent en je begint aan je eerste jaar op de middelbare school. Je kan kiezen voor aardrijkskunde als vak. Maar van daaruit kan je, eens je de elementaire beginselen beheerst, verder doorvloeien naar geologie, astronomie of klimaatwetenschap. En dat allemaal voor je 18 wordt.
Zo’n nieuw systeem moet natuurlijk stapsgewijs geïntroduceerd worden, te beginnen op de eerste niveaus (of misschien op de allerlaatste, beide richtingen kunnen werken). Zelfs bij erg jonge kinderen is immers al snel duidelijk waar hun interesses en vaardigheden liggen, al bestaan er ook veel laatbloeiertjes.
Een matrix aan vaardigheden
Dit systeem is niet beperkt tot theoretische richtingen. Stel dat je 13 bent en houtbewerking kiest als vak. Van daaruit kan je groeien en als afsplitsing praktische schrijnwerkerij kiezen, of meubelmakerij, of zelfs kunst in houtbewerking. Zo worden vakken niet langer individuele vierkantjes, maar centra die constant in verbinding staan met andere centra. De houtbewerker die kiest voor houtkunst kan doorstromen naar kunstwetenschap. De meubelmaker kan doorstromen naar economie.
Maar zou zo’n systeem niet te veel vergen van leerkrachten? We kunnen toch niet verwachten dat een leraar Nederlands ook nog eens een leraar retoriek, psychologie, godsdienst en marketing wordt? Wel, dat ligt vooral aan hoe leraars opgeleid worden.
Een leerling die vanuit Nederlands springt naar marketing wordt begeleid door een marketeer met een achtergrond in Nederlandse studies. Een student met interesse in religie krijgt les van een welbespraakte priester. Plus: door de toenemende digitalisatie wordt de rol van fysiek aanwezige leraars sowieso minder belangrijk.
In plaats van een muur vol vakjes creëer je zo een hele hoop spinnenwebben met dikke knooppunten, lange draden en fragiele draden. Een leerling kan leren over kunst via Frans of via godsdienst. Of hij of zij kan evolueren naar voedingsleer of naar fysica vanuit een module lichamelijke opvoeding.
Uiteindelijk is het zo dat de maatschappij in elkaar zit. We zitten niet allemaal in kleine vakjes. Iedereen heeft vaardigheden opgedaan die buiten de typische dingen vallen, zoals wiskundigen die amateur-ornithologen zijn, of leraars metaalbewerking die een interesse hebben in scheepvaart. Tenoren van het bedrijfsleven erkennen dit overigens en zien dit als een grote uitdaging – het activeren van talenten, kennis en skills waar typisch niet naar gevraagd wordt bij sollicitaties, maar van belang kan zijn op specifieke projecten.
De horizon is eindeloos
Dit systeem hoeft niet te stoppen en mag idealiter ook niet stoppen als iemand afgestudeerd is. Ook in het professionele leven kunnen er aan deze matrix van communicerende vaardigheden nog nieuwe straten, lanen en gebouwen geknutseld worden. Nu vangt men dit op door extra opleidingen, seminaries en cursussen, maar wat als het standaard ingebouwd zat in het e-onderwijsplatform dat je een leven lang kon meedragen?
Een ander voordeel van dit levenslang bijhouden is dat zo’n platform zich aanpast aan nieuwe inzichten. Als je bijvoorbeeld slaagde voor de submodule van astronomie voor beginners en 15 jaar later doet een ontdekking het beeld over ons zonnestelsel op z’n kop staan, dan worden punten uit die module weggehaald en wordt ze weer ‘geopend’ om je de kans te geven je kennis op te frissen.
Zo voorkomen we ook zoals ikzelf moest meemaken dat een leraar aardrijkskunde anno 1997 nog altijd sprak over “de Sovjet-Unie” en werkte met kaartjes waar Oost-Duitsland nog op stond. Bovendien is volwassenen alert houden ook handig voor hun eigen neuroplasticiteit (het vermogen van de hersenen om nieuwe verbanden te leggen en zichzelf te herschikken). Dat oudere mensen daar slechter in zijn is niet alleen toe te schrijven aan normale veroudering, maar ook omdat ze zelden uitgedaagd worden om nog nieuwe kennis op te doen.
Laatste noten: vakjes en valkuiltjes, ondanks alles
Critici kunnen opmerken dat mijn systeem niet zozeer alle vakken afschaft als dat ze van 50 vakken 5000 minivakjes maakt. Die kritiek zou hout snijden als die 5000 minivakjes niet onderling allemaal afhankelijk waren van elkaar en elkaar zouden versterken.
Een student BSO die vandaag op z’n 18 naar de universiteit wil, heeft een flinke klus voor de boeg om de kloof te dichten wat theoretische voorkennis en studiemethodiek betreft. In het matrix-systeem kan die student tijdens het middelbaar al daar naar toe werken, stapje voor stapje, bijvoorbeeld door bij een horeca-gecentreerde opleiding te kiezen voor modules die zich toespitsen op de geschiedenis van het hotelwezen, tradities in gastvrijheid over de hele wereld, of de plaats van horeca binnen de globale economie. Zo’n student heeft vandaag die keuze niet, tenzij hij of zij die autonoom maakt buiten zijn of haar klasuren.
Eén van de sterkste troeven van het huidige ASO is bijvoorbeeld haar algemeenheid. De achterliggende idee is dat een zo breed mogelijke waaier aan vakken studenten beter voorbereidt voor gelijk welke keuze ze nadien zullen maken. En het is precies die breedheid die iedereen ten goede zou kunnen komen.
Zo’n systeem betekent overigens niet dat leerlingen de matrix moeten kunnen ‘gamen’ (d.w.z. een manier uitdokteren om met zo weinig mogelijk inspanning zo snel mogelijk door het systeem te raken, zoals men soms ziet in grotendeels optionele onderwijsvormen in de VS). Sommige mijlpalen moeten voor iedereen gelijk blijven, zoals de elementaire beheersing van taal, wiskunde en globale algemene kennis.
Een laatste voordeel, tenslotte, is dat studenten zelf kunnen kiezen (en switchen) tussen een hoge graad aan specialisatie die uiteindelijk zal leiden tot een zeer diepgaande expertise op een bepaald vlak (een ultiem voorbeeld hiervoor is hartchirurg), of een hoge graad aan breedheid, die de student maken tot iemand met een panoramisch zicht die zaken kan verbinden uit de meest uiteenlopende sociale en economische segmenten (het beste voorbeeld hier is een topmanager).
Meer weten?
De ideeën in dit artikel worden onder andere ook, en met praktische voorbeelden voor de kleuterschool, uiteengezet in mijn boek ‘De Nieuwe Staat’, dat ik in 2017 gratis online publiceerde en probeert een antwoord te bieden op de enorme uitdagingen die de wereld moet aangaan op vandaag. De link leidt naar de PDF-versie maar via m'n hoofdwebsite kan je het boek ook in EPUB-formaat downloaden.
Ik ben geen politicoloog, niet verbonden aan een politieke partij of beweging, en ook geen onderwijsdeskundige, maar een zelfverklaarde ‘brede denker’ met een grenzeloze nieuwsgierigheid naar kennis en inzicht, en een beruchte veellezer (van kranten tot kinderboeken en van lijvige romans tot socio-economische white papers).
Vakjesdenken en systeembestendiging
Tenslotte zegt de term ‘vak’ het allemaal: een beperkt kennisdomein, vierkant en overzichtelijk. Het product van een geïndustrialiseerde samenleving waar onderdeel per onderdeel gebouwd wordt en mensen in tamelijk routineuze taken vastgeklonken zitten aan hun specialiteit.
Maar waar begint godsdienst en eindigt filosofie? Waar begint biologie en waar eindigt lichamelijke opvoeding? Schoolvakken zijn artificiële indelingen en worden gereproduceerd door leraren die uit dat systeem komen en het voortzetten eens ze les geven aan leerlingen.
Het onderwijssysteem ingrijpend aanpassen is als het bijsturen van een olietanker en stuit altijd op verzet, omdat het onderwijs in principe een conservatieve taak heeft. Het probeert de heersende normen en waarden over te brengen, los van de zuivere kennis die het doorgeeft aan jonge mensen. Ook al bevatten die waarden paradoxale dingen als “kritisch nadenken”, waarvan de bedoeling is dat het systeem stukje bij beetje kan verbeterd worden.
Revolutie is romantisch, evolutie is beter
Het hele onderwijssysteem veranderen in één ingreep is onmogelijk. Dan stort alles in elkaar, komen er grote protesten en worden zowel politici als onderwijzers de kop van Jut. Daarom moet een nieuw systeem kleinschalig starten, met lokale experimenten. Wat zou zo’n nieuw systeem “zonder vakken” dan kunnen zijn?
Als je schoolvakken analyseert, bevatten die altijd meerdere competenties die op elkaar voortbouwen. Dat geldt ook doorheen verschillende vakken. Je kan bijvoorbeeld niet goed worden in chemie als je geen elementaire wiskunde mee hebt gekregen, en je kan ook niet goed zijn in voordracht als je kennis van talen zwak is. Of hoe ga je een kortverhaal analyseren als je geen enkele notie hebt van elementaire psychologie om de personages te bespreken?
Eén van de mooiste momenten aan de universiteit was voor mij toen ik plots snapte dat literatuur bestuderen nooit binnen de loutere tekst blijft. Je krijgt de historische context mee. Je ziet hoe taal en politiek verweven zijn. Je leert economische theorieën toepassen op een werk dat geschreven werd in een tijd waarin die theorie nog niet eens bestond.
Daarom geloof ik in een systeem dat minder hiërarchisch, stijf en ‘vierkant’ is. Stel je voor dat je 13 bent en je begint aan je eerste jaar op de middelbare school. Je kan kiezen voor aardrijkskunde als vak. Maar van daaruit kan je, eens je de elementaire beginselen beheerst, verder doorvloeien naar geologie, astronomie of klimaatwetenschap. En dat allemaal voor je 18 wordt.
Zo’n nieuw systeem moet natuurlijk stapsgewijs geïntroduceerd worden, te beginnen op de eerste niveaus (of misschien op de allerlaatste, beide richtingen kunnen werken). Zelfs bij erg jonge kinderen is immers al snel duidelijk waar hun interesses en vaardigheden liggen, al bestaan er ook veel laatbloeiertjes.
Een matrix aan vaardigheden
Dit systeem is niet beperkt tot theoretische richtingen. Stel dat je 13 bent en houtbewerking kiest als vak. Van daaruit kan je groeien en als afsplitsing praktische schrijnwerkerij kiezen, of meubelmakerij, of zelfs kunst in houtbewerking. Zo worden vakken niet langer individuele vierkantjes, maar centra die constant in verbinding staan met andere centra. De houtbewerker die kiest voor houtkunst kan doorstromen naar kunstwetenschap. De meubelmaker kan doorstromen naar economie.
Maar zou zo’n systeem niet te veel vergen van leerkrachten? We kunnen toch niet verwachten dat een leraar Nederlands ook nog eens een leraar retoriek, psychologie, godsdienst en marketing wordt? Wel, dat ligt vooral aan hoe leraars opgeleid worden.
Een leerling die vanuit Nederlands springt naar marketing wordt begeleid door een marketeer met een achtergrond in Nederlandse studies. Een student met interesse in religie krijgt les van een welbespraakte priester. Plus: door de toenemende digitalisatie wordt de rol van fysiek aanwezige leraars sowieso minder belangrijk.
In plaats van een muur vol vakjes creëer je zo een hele hoop spinnenwebben met dikke knooppunten, lange draden en fragiele draden. Een leerling kan leren over kunst via Frans of via godsdienst. Of hij of zij kan evolueren naar voedingsleer of naar fysica vanuit een module lichamelijke opvoeding.
Uiteindelijk is het zo dat de maatschappij in elkaar zit. We zitten niet allemaal in kleine vakjes. Iedereen heeft vaardigheden opgedaan die buiten de typische dingen vallen, zoals wiskundigen die amateur-ornithologen zijn, of leraars metaalbewerking die een interesse hebben in scheepvaart. Tenoren van het bedrijfsleven erkennen dit overigens en zien dit als een grote uitdaging – het activeren van talenten, kennis en skills waar typisch niet naar gevraagd wordt bij sollicitaties, maar van belang kan zijn op specifieke projecten.
De horizon is eindeloos
Dit systeem hoeft niet te stoppen en mag idealiter ook niet stoppen als iemand afgestudeerd is. Ook in het professionele leven kunnen er aan deze matrix van communicerende vaardigheden nog nieuwe straten, lanen en gebouwen geknutseld worden. Nu vangt men dit op door extra opleidingen, seminaries en cursussen, maar wat als het standaard ingebouwd zat in het e-onderwijsplatform dat je een leven lang kon meedragen?
Een ander voordeel van dit levenslang bijhouden is dat zo’n platform zich aanpast aan nieuwe inzichten. Als je bijvoorbeeld slaagde voor de submodule van astronomie voor beginners en 15 jaar later doet een ontdekking het beeld over ons zonnestelsel op z’n kop staan, dan worden punten uit die module weggehaald en wordt ze weer ‘geopend’ om je de kans te geven je kennis op te frissen.
Zo voorkomen we ook zoals ikzelf moest meemaken dat een leraar aardrijkskunde anno 1997 nog altijd sprak over “de Sovjet-Unie” en werkte met kaartjes waar Oost-Duitsland nog op stond. Bovendien is volwassenen alert houden ook handig voor hun eigen neuroplasticiteit (het vermogen van de hersenen om nieuwe verbanden te leggen en zichzelf te herschikken). Dat oudere mensen daar slechter in zijn is niet alleen toe te schrijven aan normale veroudering, maar ook omdat ze zelden uitgedaagd worden om nog nieuwe kennis op te doen.
Laatste noten: vakjes en valkuiltjes, ondanks alles
Critici kunnen opmerken dat mijn systeem niet zozeer alle vakken afschaft als dat ze van 50 vakken 5000 minivakjes maakt. Die kritiek zou hout snijden als die 5000 minivakjes niet onderling allemaal afhankelijk waren van elkaar en elkaar zouden versterken.
Een student BSO die vandaag op z’n 18 naar de universiteit wil, heeft een flinke klus voor de boeg om de kloof te dichten wat theoretische voorkennis en studiemethodiek betreft. In het matrix-systeem kan die student tijdens het middelbaar al daar naar toe werken, stapje voor stapje, bijvoorbeeld door bij een horeca-gecentreerde opleiding te kiezen voor modules die zich toespitsen op de geschiedenis van het hotelwezen, tradities in gastvrijheid over de hele wereld, of de plaats van horeca binnen de globale economie. Zo’n student heeft vandaag die keuze niet, tenzij hij of zij die autonoom maakt buiten zijn of haar klasuren.
Eén van de sterkste troeven van het huidige ASO is bijvoorbeeld haar algemeenheid. De achterliggende idee is dat een zo breed mogelijke waaier aan vakken studenten beter voorbereidt voor gelijk welke keuze ze nadien zullen maken. En het is precies die breedheid die iedereen ten goede zou kunnen komen.
Zo’n systeem betekent overigens niet dat leerlingen de matrix moeten kunnen ‘gamen’ (d.w.z. een manier uitdokteren om met zo weinig mogelijk inspanning zo snel mogelijk door het systeem te raken, zoals men soms ziet in grotendeels optionele onderwijsvormen in de VS). Sommige mijlpalen moeten voor iedereen gelijk blijven, zoals de elementaire beheersing van taal, wiskunde en globale algemene kennis.
Een laatste voordeel, tenslotte, is dat studenten zelf kunnen kiezen (en switchen) tussen een hoge graad aan specialisatie die uiteindelijk zal leiden tot een zeer diepgaande expertise op een bepaald vlak (een ultiem voorbeeld hiervoor is hartchirurg), of een hoge graad aan breedheid, die de student maken tot iemand met een panoramisch zicht die zaken kan verbinden uit de meest uiteenlopende sociale en economische segmenten (het beste voorbeeld hier is een topmanager).
Meer weten?
De ideeën in dit artikel worden onder andere ook, en met praktische voorbeelden voor de kleuterschool, uiteengezet in mijn boek ‘De Nieuwe Staat’, dat ik in 2017 gratis online publiceerde en probeert een antwoord te bieden op de enorme uitdagingen die de wereld moet aangaan op vandaag. De link leidt naar de PDF-versie maar via m'n hoofdwebsite kan je het boek ook in EPUB-formaat downloaden.
Ik ben geen politicoloog, niet verbonden aan een politieke partij of beweging, en ook geen onderwijsdeskundige, maar een zelfverklaarde ‘brede denker’ met een grenzeloze nieuwsgierigheid naar kennis en inzicht, en een beruchte veellezer (van kranten tot kinderboeken en van lijvige romans tot socio-economische white papers).
Geen opmerkingen:
Een reactie posten