Een week geleden werd België
uit zijn hengsels gelicht. Enkele dagen voordien had premier Charles Michel nog
als een levensgrote erectie trots de arrestatie van Salah Abdeslam
aangekondigd. In Amerikaanse politieke termen noemen ze zoiets “snatching
defeat from the jaws of victory”. De dagen nadien zei of schreef ik niet zo
veel, terwijl de stortvloed van emoties en opinies zich over het land uitstortte.
Er waren veel aangrijpende getuigenissen en optochten van moedige mensen die
zich niet wilden laten kisten door fanatici van gelijk welke orde. En uit alle
kieren en spleten kwamen ook de voorspelbare racisten die hun tijd weer gekomen
achtten om hun gif te spuien. Vrijetijdsjihadi Geert Wilders nam zich voor om
de islam te vernietigen en het cynische gedoogracisme van de grootste Vlaamse
partij kwam weer rondjes rijden op een eenwieler nadat neo-nazi’s hitlergroeten
brachten op het Beursplein. Franstaligen beschuldigen Vlamingen, Brussel wijst
overal met de vinger behalve naar zichzelf, en twee ministers dienden
nepontslag in.
De gedachte die ik daar bij
heb, zoals ik al zo vaak heb gedacht, de laatste maanden: “Denken die mensen
echt dat wij zo dom zijn dat we dat armtierige theater niet door hebben?” Dat,
hoe veel spin je ook geeft aan uitspraken en beleidsdaden, we heel goed kunnen
zien dat niemand echt vindt dat hij of zij verantwoording hoeft af te leggen?
Het weinig verheffende antwoord is: “Ja, ze denken dat echt, want ze komen er
nog mee weg ook.” Voor de stoep van het huis van een familie uit Bolivië had
één of andere minkukel in krijt “Rot op molsims” gekladderd. Haat en domheid
zijn altijd prima wapenbroeders geweest. Luister, ik heb het ook niet zo voor
snobs die smalend doen over mensen die niet alle regels van de retorica en de
spelling beheersen, maar zulk een agressieve onwetendheid maakt me bang.
Haters zoeken altijd een
excuus voor hun haat. De Abdeslams van deze wereld hebben ruime keus uit
allerlei grieven: despoten in de Arabische wereld, militant zionisme, Westers
interventionisme, lokaal racisme of simpelweg het wegzakken van kansarme
Maghrebijnen in Brussel in criminaliteit en nihilisme. Maar eerst, voordat ze
zichzelf hullen in religieus vernis, gaat er vaak een carrière aan vooraf in de
misdaad en het geweld. Iemand bij wie empathie en verfijning al op een laag
pitje staan en die zich laaft aan de emotionele rush van de destructie, zal in
IS en consoorten het gedroomde excuus vinden om te moorden. Zo kunnen
terroristen zichzelf blijven zien als de good guys en passeren ze twee keer
langs start om €400 te vangen: één keer wordt de innerlijke demon bevredigd van
zijn diep gekrenkte, masculiene fantasiebeeld, de tweede keer dat het allemaal
voor de goede zaak is.
Een omgekeerd proces vindt
momenteel plaats in de Verenigde Staten. Het partij-apparaat van de
Republikeinen, die al 40 jaar op diverse wijze alles wat rechts, religieus en
reactionair is mobiliseren met een uitgekiende retoriek die voorzichtig om de
hete haatbrij heen trippelt, merkt in Donald Trump plots dat die kiezers dat
spel niet meer meespelen. Het was die groep nooit te doen om fiscaal
conservatisme of zelfs maar om religie. In Trump, een vulgaire vrouwenhater met
de intellectuele klasse van een gesjeesde verkoper van tweedehandsauto’s,
hebben ze hun ultieme avatar gevonden. Ook in Europa hebben we onze vaste
reclamemakers voor de haat, zoals de eerder vernoemde Wilders, of Le Pen, of
Orban, of andere gezellige lui die mensen inspireren om brandbommen te gooien
naar azielzoekerscentra, progressieve politici fysiek aan te vallen of
gemaskerd pogroms te houden in de straten van Europese steden.
Haat, hoe moeilijk dat gevoel
ook is voor mij om te begrijpen in zijn totaliteit (ik heb misschien wel een
paar lijken in de kast, zoals iedereen, maar haat is er niet één van), ontstaat
niet zomaar. Ahmed uit Anderlecht is niet geboren met het plan om in Syrië homo’s
te pletter te gooien of blind te gehoorzamen aan salafistische predikers.
Gaston uit Lommel is ook niet ter wereld gekomen met een automatische
tunnelvisie om iedereen die bruiner is dan een papieren zak, te zien als een
soort Untermensch die geen plaats heeft in onze maatschappij. De discussies
over ideologie zijn een achterhoedegevecht, het ruimen van puin nadat de wagen
al perte totale is.
Hoe bizar het ook klinkt, het
probleem van kweekvijvers voor moslimterreur in eigen land lijkt me makkelijker
op te lossen dan voorkomen dat mensen beïnvloed raken door de haatzaaierij van
het inheemse extreemrechts. Geen enkele maatschappij zal aberraties volledig
kunnen voorkomen, maar het zou op zijn minst een begin zijn als we helder
kunnen kijken naar hoe een hater zijn eerste stappen zet en dat we daar kunnen
corrigeren. Als Gaston uit Lommel niet heelder dagen overspoeld werd met sensationele beelden
van agressieve, boze Arabieren, criminelen als Ahmed uit Anderlecht, en het
constante “begrip” dat toppolitici uitdrukken voor zijn angst en woede, zou hij
misschien niet gedacht hebben dat de Mol een Boliviaan was. Als Ahmed uit
Anderlecht niet toegespuwd werd op straat door Gaston uit Lommel, criminaliteit
niet cool vond omdat er goede jobs waren en geen salafisten tegenkwam omdat ze
hier geen financiering kregen, dan zou hij misschien geen spijkerbom gemaakt
hebben.
Het ultieme recept om haat te
bestrijden bestaat niet. Maar de laatste weken, maanden en jaren heb ik veel te
vaak hetzelfde mogen zien: meer haat, meer nietszeggende verontwaardiging,
zalvende oproepen tot pacifisme, en beleid dat bestaat uit een karig hoopje
borstgeklop en geknoei. Het is tijd dat er eens van échte verandering werk
wordt gemaakt.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten