Poëzie wordt soms nogal lacherig onthaald, meer nog dan literatuur in het algemeen. Wat dat betreft heeft het iets gemeen met kunstvormen als ballet, conceptuele plastische kunst of opera - in de hoofden van veel mensen zijn het gekunstelde, elitaire cultuurvormen. Dat ga je niet veranderen door mensen plots te dwingen om poëzie te lezen of om naar optredens te komen. Bovendien voeden veel schrijvers dat elitaire imago zelf, door zich op een bepaalde manier te gaan marketen tegenover hun publiek. Daardoor ontstaat er een tamelijk negatief beeld dat 'de schrijver' per se een mensenhatende, intellectuele marginaal is. Sommigen vinden dat best, en het publiek begint dat na een tijd ook te verwachten.
De hoogdagen dat poëzie een breed gesmaakt kunstmedium was, zijn natuurlijk voorbij. Ik kan me ook niet meer voorstellen dat een opera nog een revolutie op gang zou brengen als in 1830, of dat boeken nog op een verboden lijst gezwierd worden omwille van hun onstichtelijke karakter. Als minder centrale kunstvormen als poëzie nog eens voor opschudding zorgen, is het omwille van het gedrag van de artiesten zelf, of omdat een kunstenaar zo ver gaat in het proberen bereiken van een schokeffect dat het iets zieligs heeft.
Omdat de kring van schrijvers in Vlaanderen en Nederland vrij eng is, en ernstige dichters zich nogal snel een onbegrepen, bedreigde diersoort voelen, is me ook vaak opgevallen hoe vrijblijvend en wederzijds sympathiek iedereen voortdurend probeert te zijn. Het is misschien een uiting van nostalgie om te verlangen naar een tijd waarin men nog sprak over poëticale opvattingen en daarover argumenteerde. De tijdsgeest is echter ook een uiting van onzekerheid over het eigen kunnen - ik ken een aantal jongere schrijvers, of mensen die die ambitie alleszins hebben, en een steeds terugkerend refrein is dat men bang is van de schaduw van al die gevestigde waarden.
Op de Nacht van de Poëzie zaten veel mensen in de Vooruit gedwee vooraan te luisteren naar een verzameling grotendeels bejaarde auteurs. Waarom die idolatrie? Waarom is er die drang om te bewijzen dat men ook een 'goed cultuurmens' is, ook onder schrijvers? Hoe vaak heb ik al niet gehoord dat een literatuurcoryfee één of andere nieuwe dichter of nieuwe stem introduceert met "persoon zo en zo plaatst zich in zulk en zulke traditie". En de nieuwe stem is blij toe. Ik zou er niet vrolijk van worden, van dat soort repressieve tolerantie.
Een kernprobleem van de Nederlandse literatuur is dat veel poëzie ook gewoon ronduit slécht is. Ik twijfel er geen seconde aan dat er zowel in Nederland als in Vlaanderen erg veel talent rondloopt. Maar door de drukkende last van een gefossiliseerd verleden, een krimpende kring literatuurliefhebbers en een algemene cultuur van vrijblijvendheid, merk ik dat er weinig geschaafd, bekritiseerd of gediscussieerd wordt. Kritiek wordt direct persoonlijk of blijft bij een boutade. Discussie is een ironische onderneming. Poëzie ruikt bedompt en stoffig, omdat ze dat grotendeels ook geworden is.
Als we toch in kapitalistische termen moeten redeneren: Vlaamse schlagerkoningen van weleer klagen graag dat het grote publiek hen niet (meer) respecteert en dat de media hen geen forum meer gunnen. Dat komt omdat ze weigeren in te zien dat ze een cultureel minderwaardig, formulaïsch product afleveren. Het is niet noodzakelijk slechter dan dat van een geprefabriceerde buitenlandse popster wiens nummers wel aanslaan, maar de schlagerkapiteins hebben nu eenmaal niet de financiële middelen om hun producten door de strot van hun consumenten te rammen.
Andere analogie. In "Buiten De Zone" werd gelachen met de minderwaardige kwaliteit van de meeste Vlaamse films die uit de periode stamden tussen de jaren '60 en de vroege jaren '90. Het laatste decennium trekken Vlaamse films echter opnieuw volle zalen, en behalve met de brave middle-of-the-roadproducties van Jan Verheyen, is het een industrie die men in Vlaanderen weer serieus kan nemen. Waarom? Een beter beleid, beter opgeleide filmmensen en vooral ook een wereld die zich er van bewust werd dat er een tandje moest bijgestoken worden om kwaliteit af te leveren.
Voor literatuur is er weinig geld. Het onderwijs verkwanselt systematisch kansen om meer te doen met literatuur dan enkele vrijblijvende leeslijsten, en van de weeromstuit is het dichterschap een mystiek instituut geworden. Deze generatie zal er niet voor zorgen dat poëzie terug een centrale, gemeenschappelijke cultuurbeleving wordt, en de vraag is of dat ooit zal gebeuren. Maar als ze er niet voor zorgt dat ze op zijn minst op tafel slaan om aandacht, professionalisme en betere kwaliteit, dan is ze nu al verloren.
De hoogdagen dat poëzie een breed gesmaakt kunstmedium was, zijn natuurlijk voorbij. Ik kan me ook niet meer voorstellen dat een opera nog een revolutie op gang zou brengen als in 1830, of dat boeken nog op een verboden lijst gezwierd worden omwille van hun onstichtelijke karakter. Als minder centrale kunstvormen als poëzie nog eens voor opschudding zorgen, is het omwille van het gedrag van de artiesten zelf, of omdat een kunstenaar zo ver gaat in het proberen bereiken van een schokeffect dat het iets zieligs heeft.
Omdat de kring van schrijvers in Vlaanderen en Nederland vrij eng is, en ernstige dichters zich nogal snel een onbegrepen, bedreigde diersoort voelen, is me ook vaak opgevallen hoe vrijblijvend en wederzijds sympathiek iedereen voortdurend probeert te zijn. Het is misschien een uiting van nostalgie om te verlangen naar een tijd waarin men nog sprak over poëticale opvattingen en daarover argumenteerde. De tijdsgeest is echter ook een uiting van onzekerheid over het eigen kunnen - ik ken een aantal jongere schrijvers, of mensen die die ambitie alleszins hebben, en een steeds terugkerend refrein is dat men bang is van de schaduw van al die gevestigde waarden.
Op de Nacht van de Poëzie zaten veel mensen in de Vooruit gedwee vooraan te luisteren naar een verzameling grotendeels bejaarde auteurs. Waarom die idolatrie? Waarom is er die drang om te bewijzen dat men ook een 'goed cultuurmens' is, ook onder schrijvers? Hoe vaak heb ik al niet gehoord dat een literatuurcoryfee één of andere nieuwe dichter of nieuwe stem introduceert met "persoon zo en zo plaatst zich in zulk en zulke traditie". En de nieuwe stem is blij toe. Ik zou er niet vrolijk van worden, van dat soort repressieve tolerantie.
Een kernprobleem van de Nederlandse literatuur is dat veel poëzie ook gewoon ronduit slécht is. Ik twijfel er geen seconde aan dat er zowel in Nederland als in Vlaanderen erg veel talent rondloopt. Maar door de drukkende last van een gefossiliseerd verleden, een krimpende kring literatuurliefhebbers en een algemene cultuur van vrijblijvendheid, merk ik dat er weinig geschaafd, bekritiseerd of gediscussieerd wordt. Kritiek wordt direct persoonlijk of blijft bij een boutade. Discussie is een ironische onderneming. Poëzie ruikt bedompt en stoffig, omdat ze dat grotendeels ook geworden is.
Als we toch in kapitalistische termen moeten redeneren: Vlaamse schlagerkoningen van weleer klagen graag dat het grote publiek hen niet (meer) respecteert en dat de media hen geen forum meer gunnen. Dat komt omdat ze weigeren in te zien dat ze een cultureel minderwaardig, formulaïsch product afleveren. Het is niet noodzakelijk slechter dan dat van een geprefabriceerde buitenlandse popster wiens nummers wel aanslaan, maar de schlagerkapiteins hebben nu eenmaal niet de financiële middelen om hun producten door de strot van hun consumenten te rammen.
Andere analogie. In "Buiten De Zone" werd gelachen met de minderwaardige kwaliteit van de meeste Vlaamse films die uit de periode stamden tussen de jaren '60 en de vroege jaren '90. Het laatste decennium trekken Vlaamse films echter opnieuw volle zalen, en behalve met de brave middle-of-the-roadproducties van Jan Verheyen, is het een industrie die men in Vlaanderen weer serieus kan nemen. Waarom? Een beter beleid, beter opgeleide filmmensen en vooral ook een wereld die zich er van bewust werd dat er een tandje moest bijgestoken worden om kwaliteit af te leveren.
Voor literatuur is er weinig geld. Het onderwijs verkwanselt systematisch kansen om meer te doen met literatuur dan enkele vrijblijvende leeslijsten, en van de weeromstuit is het dichterschap een mystiek instituut geworden. Deze generatie zal er niet voor zorgen dat poëzie terug een centrale, gemeenschappelijke cultuurbeleving wordt, en de vraag is of dat ooit zal gebeuren. Maar als ze er niet voor zorgt dat ze op zijn minst op tafel slaan om aandacht, professionalisme en betere kwaliteit, dan is ze nu al verloren.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten