‘18 jaar lezen’ zou voor sommige mensen even erg klinken als 18 jaar celstraf, maar dat zijn geen mensen die makkelijk vrienden zouden kunnen worden met mij. Het is ook niet dat ik nog ‘maar’ 18 jaar lees. Van zodra ik kon lezen, las ik. Eerst strips, dan boeken. Mijn allereerste ‘echte’ boek was ‘Koning van Katoren’ van Jan Terlouw.
Tegen m’n twaalfde had ik al heel wat achter de kiezen, vooral SF en een scheut fantasy. Ik hield van zowel harde als zachte SF. Met jeugdboeken had ik niks. Als puber met problemen is lezen over pubers met nog veel ergere problemen tamelijk deprimerend. Enfin, voor wie de histories wil overslaan en naar de data wil, die skipt maar de volgende paragrafen.
Een geschiedenis van het duistere
Tegen dat het tijd werd om naar de universiteit te gaan, had ik zowat elk SF-boek van de lokale bibliotheek gelezen. Onderhand was dat ook aangevuld geraakt met de occasionele ‘gewone’ roman, dan weer een spionagethriller en hier en daar een horrorverhaal.
Mijn afkapperiode voor mijn recensieblog zit ongeveer op dat moment. Nog verder terug zijn ofwel de herinneringen veel te vaag, ofwel had ik toen nog niet het oordeelkundig vermogen om echt een mening te vormen over een boek in alle aspecten. Niet dat ik daar vroeger verlegen in was. In het tweede middelbaar brandde ik een boek van Thea Beckman af omdat ik het saai en hysterisch vond.
Qua echte jeugdboeken had ik maar twee helden: Roald Dahl en Jan Terlouw. Als ik denk aan discussies over wat jongeren en dan vooral kinderen al dan niet zouden mogen lezen, en men een Pascalleke7 doet als men verwijst naar sommige duistere inhoud, dan denk ik aan Dahl. Zelfs sprookjes zijn donker, niet zelden met gitzwarte thema’s of gruwelbeelden. Maar kinderen griezelen net zo graag als volwassenen. Ik heb nog nooit een trauma of een nachtmerrie aan een boek overgehouden, buiten twee dagen misselijkheid na ‘American Psycho’, maar toen was ik al 25.
Waarom lezen, eigenlijk?
Een boek kan je wegleggen en oppikken wanneer je wil. Je kan het overal meenemen (de meeste boeken toch). Boeken lezen is bovendien een vrij goedkope hobby, dankzij bibliotheken, publiek domein en tweedehandswinkels. Boeken zijn geestverruimend. Ze brengen andere persoonlijkheden, opvattingen, plekken en verbeeldingen binnen.
Of, zoals een aangetrouwde oom die een verwoed lezer was, me ooit zei: een goed boek doet een nieuwe wereld opengaan. Je kan dat natuurlijk ook zeggen van film. Maar films kan je niet overal meenemen. Het is ook een (nog) passiever medium. Ik ben geen bibliofiel, maar ik hou wel van de ervaring van een boek in handen te hebben. Ook al heb ik een e-reader.
Nadat ik afstudeerde ben ik boeken even beu geweest. Vier jaar lijstjes met Pflichtlektüre was toch van het goede wat te veel geweest. In 2007 pikte ik de draad weer op en in 2008 stampte ik met ‘Qanturus leest’ mijn tweede blog uit de grond, die telkens kort en bondig mijn leeservaringen probeerde weer te geven. Als ik het overdeed, zou ik allicht nu op GoodReads zitten.
30 per jaar
In 2011 was één van m’n voornemens om vanaf dan 30 boeken per jaar te lezen. In 2014, 2016 en 2017 lukt me dat niet. Maar daarvan wakker liggen doe ik niet. Die 30 boeken zijn geen competitie, maar een doelstelling.
Tijdens m’n studies was ik ook meer een veellezer geworden: non-fictie, romans, poëzie, drama, essays, het ging er allemaal in. Voor een deel komt dit door m’n erg brede interesseveld, voor een deel ook omdat ik als schrijver wil groeien en dat daardoor contact met zo veel mogelijk genres en tekstensoorten erg nuttig is.
En dus nu, na 18 jaar recenseren (waarvan 7 jaar retroactief) is het mooi om, nu mijn recensiewerk de volwassenheid heeft bereikt, even in de achteruitkijkspiegel te kijken. Wat zijn mijn leestrends, mijn dada’s, mijn no-go-zones? Kan ik uit de data trends en verrassingen puren?
Auteurs en werken
In mijn 18 jaar van recensies heb ik 307 werken gelezen van 235 verschillende auteurs. Een gênante vaststelling is dat mijn boekenrek hier 83% mannen bevat en slechts 12% vrouwen (het restcijfer zijn collaboraties, onbekenden of niet-genderbinaire auteurs). Wel is het zo dat het aandeel van de dames met de jaren stijgt. Tot aan 2010 kwam dit met moeite aan 8%. Er is een langzame inhaalbeweging bezig. En ‘meer vrouwen lezen’ is voor de komende jaren sowieso een doel.
Qua type werk gaat de voorkeur in stevige mate uit naar de klassieke roman, met 62%. Ik heb dat niet verder gesegmenteerd in genres omdat dat een eindeloze oefening is. Is pakweg ‘Soldaat van Oranje’ satire of SF en als het allebei is, hoe kom ik dan tot een juiste optelsom? Hoort magisch realisme van Marquez, Daisne en Lampo thuis onder fantasy? Ik laat de discussie graag over aan anderen.
Non-fictie is een verre tweede in mijn bibliotheek, met 15%. Kortverhalen en poëzie nemen elk 9% voor hun rekening, en de rest is eerder van marginale aard. ‘Popcultuur’ omvat niet-standaardboeken zoals ‘Why grizzly bears should wear underpants’ van Matthew Inman, of comics.
Tegen m’n twaalfde had ik al heel wat achter de kiezen, vooral SF en een scheut fantasy. Ik hield van zowel harde als zachte SF. Met jeugdboeken had ik niks. Als puber met problemen is lezen over pubers met nog veel ergere problemen tamelijk deprimerend. Enfin, voor wie de histories wil overslaan en naar de data wil, die skipt maar de volgende paragrafen.
Een geschiedenis van het duistere
Tegen dat het tijd werd om naar de universiteit te gaan, had ik zowat elk SF-boek van de lokale bibliotheek gelezen. Onderhand was dat ook aangevuld geraakt met de occasionele ‘gewone’ roman, dan weer een spionagethriller en hier en daar een horrorverhaal.
Mijn afkapperiode voor mijn recensieblog zit ongeveer op dat moment. Nog verder terug zijn ofwel de herinneringen veel te vaag, ofwel had ik toen nog niet het oordeelkundig vermogen om echt een mening te vormen over een boek in alle aspecten. Niet dat ik daar vroeger verlegen in was. In het tweede middelbaar brandde ik een boek van Thea Beckman af omdat ik het saai en hysterisch vond.
Qua echte jeugdboeken had ik maar twee helden: Roald Dahl en Jan Terlouw. Als ik denk aan discussies over wat jongeren en dan vooral kinderen al dan niet zouden mogen lezen, en men een Pascalleke7 doet als men verwijst naar sommige duistere inhoud, dan denk ik aan Dahl. Zelfs sprookjes zijn donker, niet zelden met gitzwarte thema’s of gruwelbeelden. Maar kinderen griezelen net zo graag als volwassenen. Ik heb nog nooit een trauma of een nachtmerrie aan een boek overgehouden, buiten twee dagen misselijkheid na ‘American Psycho’, maar toen was ik al 25.
Waarom lezen, eigenlijk?
Een boek kan je wegleggen en oppikken wanneer je wil. Je kan het overal meenemen (de meeste boeken toch). Boeken lezen is bovendien een vrij goedkope hobby, dankzij bibliotheken, publiek domein en tweedehandswinkels. Boeken zijn geestverruimend. Ze brengen andere persoonlijkheden, opvattingen, plekken en verbeeldingen binnen.
Of, zoals een aangetrouwde oom die een verwoed lezer was, me ooit zei: een goed boek doet een nieuwe wereld opengaan. Je kan dat natuurlijk ook zeggen van film. Maar films kan je niet overal meenemen. Het is ook een (nog) passiever medium. Ik ben geen bibliofiel, maar ik hou wel van de ervaring van een boek in handen te hebben. Ook al heb ik een e-reader.
Nadat ik afstudeerde ben ik boeken even beu geweest. Vier jaar lijstjes met Pflichtlektüre was toch van het goede wat te veel geweest. In 2007 pikte ik de draad weer op en in 2008 stampte ik met ‘Qanturus leest’ mijn tweede blog uit de grond, die telkens kort en bondig mijn leeservaringen probeerde weer te geven. Als ik het overdeed, zou ik allicht nu op GoodReads zitten.
30 per jaar
In 2011 was één van m’n voornemens om vanaf dan 30 boeken per jaar te lezen. In 2014, 2016 en 2017 lukt me dat niet. Maar daarvan wakker liggen doe ik niet. Die 30 boeken zijn geen competitie, maar een doelstelling.
Tijdens m’n studies was ik ook meer een veellezer geworden: non-fictie, romans, poëzie, drama, essays, het ging er allemaal in. Voor een deel komt dit door m’n erg brede interesseveld, voor een deel ook omdat ik als schrijver wil groeien en dat daardoor contact met zo veel mogelijk genres en tekstensoorten erg nuttig is.
En dus nu, na 18 jaar recenseren (waarvan 7 jaar retroactief) is het mooi om, nu mijn recensiewerk de volwassenheid heeft bereikt, even in de achteruitkijkspiegel te kijken. Wat zijn mijn leestrends, mijn dada’s, mijn no-go-zones? Kan ik uit de data trends en verrassingen puren?
Auteurs en werken
In mijn 18 jaar van recensies heb ik 307 werken gelezen van 235 verschillende auteurs. Een gênante vaststelling is dat mijn boekenrek hier 83% mannen bevat en slechts 12% vrouwen (het restcijfer zijn collaboraties, onbekenden of niet-genderbinaire auteurs). Wel is het zo dat het aandeel van de dames met de jaren stijgt. Tot aan 2010 kwam dit met moeite aan 8%. Er is een langzame inhaalbeweging bezig. En ‘meer vrouwen lezen’ is voor de komende jaren sowieso een doel.
Qua type werk gaat de voorkeur in stevige mate uit naar de klassieke roman, met 62%. Ik heb dat niet verder gesegmenteerd in genres omdat dat een eindeloze oefening is. Is pakweg ‘Soldaat van Oranje’ satire of SF en als het allebei is, hoe kom ik dan tot een juiste optelsom? Hoort magisch realisme van Marquez, Daisne en Lampo thuis onder fantasy? Ik laat de discussie graag over aan anderen.
Non-fictie is een verre tweede in mijn bibliotheek, met 15%. Kortverhalen en poëzie nemen elk 9% voor hun rekening, en de rest is eerder van marginale aard. ‘Popcultuur’ omvat niet-standaardboeken zoals ‘Why grizzly bears should wear underpants’ van Matthew Inman, of comics.
België boven
Een kwart van auteurs die ik las, is Belgisch. Dat is geen mirakel. Of misschien wel – ik ken mensen die haast nooit Belgische auteurs lezen, en ik begrijp echt niet waarom. De Belgische – allà, de Vlaamse – literatuur heeft absoluut meer te bieden dan muffe schoollectuur, boeren en marginalen. Maar je moet ze willen zoeken. Als ik er de Nederlandse auteurs nog bij gooi, komen Vlaanderen en Nederland samen aan een aandeel van 34%.
De Verenigde Staten maken 20% uit van mijn auteurs en het Verenigd Koninkrijk 13%. Samen dus net iets minder dan de origineel Nederlandstalige werken (tot mijn schaamte staat er geen Franstalige Belg in). Rusland en Duitsland hebben elk 6% van het auteursaandeel in handen. Die Russen zijn een vrij recente evolutie – het is een literatuur die me duidelijk wel ligt. De Fransen kunnen bogen op 4%.
Een onverwachte gast is Oostenrijk, met 3%. Canada, China en Italië vallen elk net niet in de restgroep. Die restgroep toont wel een grote diversiteit: Israël, Maleisië, India, Nieuw-Zeeland en Algerije eisen hier elk plekjes op, maar het toont ook de lacunes aan.
Een kwart van auteurs die ik las, is Belgisch. Dat is geen mirakel. Of misschien wel – ik ken mensen die haast nooit Belgische auteurs lezen, en ik begrijp echt niet waarom. De Belgische – allà, de Vlaamse – literatuur heeft absoluut meer te bieden dan muffe schoollectuur, boeren en marginalen. Maar je moet ze willen zoeken. Als ik er de Nederlandse auteurs nog bij gooi, komen Vlaanderen en Nederland samen aan een aandeel van 34%.
De Verenigde Staten maken 20% uit van mijn auteurs en het Verenigd Koninkrijk 13%. Samen dus net iets minder dan de origineel Nederlandstalige werken (tot mijn schaamte staat er geen Franstalige Belg in). Rusland en Duitsland hebben elk 6% van het auteursaandeel in handen. Die Russen zijn een vrij recente evolutie – het is een literatuur die me duidelijk wel ligt. De Fransen kunnen bogen op 4%.
Een onverwachte gast is Oostenrijk, met 3%. Canada, China en Italië vallen elk net niet in de restgroep. Die restgroep toont wel een grote diversiteit: Israël, Maleisië, India, Nieuw-Zeeland en Algerije eisen hier elk plekjes op, maar het toont ook de lacunes aan.
De zwarte gaten
Opvallende afwezigen in mijn literaire bestiarium zijn Spanjaarden en Scandinaviërs (die zitten in het rest-segment). Over dat eerste kan ik duidelijk zijn: ik heb eigenlijk een zeer lage interesse in Spaanse cultuur. Ik vind het geen mooie taal, dat ook. De afwezigheid van Scandinaviërs is dan weer vreemder, aangezien ik die culturen beter ken en meer apprecieer.
Niet raar, maar wel pijnlijk duidelijk, is de afwezigheid van auteurs uit Afrika – ik reken gemakshalve Algerije eerder tot het Midden-Oosten qua cultuur, aangezien Noord-Afrika weinig lijkt op het Afrika bezuiden van de Sahara.
Het één en ander ligt eraan dat Afrikaanse schrijvers hier nauwelijks gepromoot worden en dus moeilijker zijn om zomaar tegen te komen in de boekhandel. En als dat al zo is, kom je vaak uit bij matige olijfboomliteratuur die op de leest geschoeid is van een publiek dat meer wil genieten van exotica dan echte literatuur. Dus, ambitie voor 2018: auteurs uit dat enorme continent leren kennen.
De taalstrijd
Taal en cultuur hangen uiteraard nauw samen. 72% van alle werken heb ik gelezen in de originele taal waarin ze werden geschreven. Aangezien ik ‘maar’ vier talen vlot kan lezen, vallen hieronder alle Nederlandstalige werken, de meeste Engelstalige, de meeste Duitse en enkele Franse. Opvallend is dat de taal waaruit ik het meest vertaalde werken las, Engels is. Dat was buiten bij ‘Ulysses’ van James Joyce niet voor het leescomfort, maar omdat de vertaling nu eenmaal voorhanden was.
Onder de ‘rest’-talen waaruit vertaald werd, zitten onder meer het Spaans en het Japans met elk 3 werken. Hebreeuws heeft er 2 en zelfs het IJslands heeft er eentje.
De taal van de werken zelf geeft een beeld dat vrij goed overeenstemt met hoe de landen de koek verdelen. 53% las ik in het Nederlands, 39% in het Engels. Ik had gedacht dat het cijfer voor Engels hoger zou liggen, maar blijkbaar was dat een valse herinnering. Duits is mooi derde met 6%. Frans had nog een behoorlijk aandeel in de periode 2000-2003 maar is sindsdien zo goed als helemaal weggezakt.
Oud en jong
Het is wellicht voor de hand liggend dat de jaren 2010 en 2000 het best vertegenwoordigd zijn in de werken die ik heb gelezen. Samen vormen ze de helft van de titels. Daarna gaat het in dalende lijn, met opvallende dips in de jaren ’40 en de jaren ’10 van de 20ste eeuw. Werd er toen door de Wereldoorlogen effectief minder literatuur uitgegeven, of liggen die decennia me gewoon niet zo?
Qua auteurs zelf weet je dat met 235 auteurs groep die niet significant uitsteekt boven de rest, heel groot zal zijn. 79%. Wat wel opvalt is dat de eerste drie auteurs die er wel bovenuit steken, alle drie vrouwen zijn: Julian May, J.K. Rowling en Margaret Atwood. Fantasy- en SF-schrijvers doen hier natuurlijk ook hun voordeel omdat ze vaak hele reeksen pennen. Dan Simmons, George R.R. Martin en J.R.R. Tolkien staan hier broederlijk naast elkaar.
De laatste drie auteurs die boven het maaiveld komen zijn Boon, Brouwers en David Mitchell (niet de komiek, maar de schrijver). Ik ben een erg grote fan van Mitchell en van Brouwers. Boon lijkt er wat toevallig tussen gekomen en duikt op met grote tussenpozen. Auteurs waar ik 3 of minder titels van las, hebben geen naamsvermelding gehaald.
Conclusies en doelen
Lezen is geen race of geen wedstrijd in ijdelheid voor mij, al zullen sommigen me een pretentieuze lul vinden omdat ik ‘Ulysses’ goed vond of net een contraire idioot omdat ik ‘The Satanic Verses’ een teleurstellende potpourri vond. Maar voor de lol heb ik toch even gekeken naar mijn gemiddelde quoteringen van boeken. Op 18 jaar tijd hebben slechts drie boeken de volle vijf sterren gekregen (‘To kill a mockingbird’, ‘Hyperion’ en ‘Cloud atlas’). Twee kregen nul sterren: ‘Grof wild’ en ‘Kijk niet zo konijntje’.
Voor de rest is het gemiddelde drie-en-een-halve ster. De tweede vaakst voorkomende quotering is vier sterren en de derde drie sterren. Dus ik ben niet zo’n strenge zeurpiet. Slechts 26 werken wisten minder dan twee sterren te vergaren.
En nu? Wel, terug meer vrouwen lezen, iets vaker in het Duits lezen, me misschien nog eens wagen aan origineel Franstalig werk. En Afrika, natuurlijk. Voor de rest blijf ik gewoon lezen wat m’n pad op komt of wat mensen me in handen stoppen. En hopelijk kan ik in 2036 het 36-jarige jubileum vieren van mijn neergeschreven leeservaringen.