Enkele literatuurminnende mensen brachten gisteren in herinnering dat Jotie 't Hooft die dag 60 zou geworden zijn in plaats van eeuwig 21 te blijven. Schot voor de boeg: dit is geen pleidooi om hem te vereren noch om hem te vergeten. Wel om zijn werk en leven terug te brengen tot realistische proporties. 't Hooft is zo één van die dichters die zelfs mensen die anders weinig tot geen poëzie lezen, wel eens iets van gelezen hebben dat bijbleef of dat hen op één of andere manier wist te raken. Het zal wel zijn dat dit veel dichters jaloers maakt. Bovendien is iets slechts zeggen over 't Hooft op een bepaalde manier laf: hij is dood, kan zich niet verweren en tja, hij was bij leven al zo'n ongeluksvogel.
Eerst het werk dan maar. Aanvankelijk was ik van plan enkele gedichten te analyseren, maar daar zit niemand op te wachten. Wat hij bijeenschreef is soms eenvoudig mooi, soms pretentieus en soms is het gewoon slecht en pathetisch. Meer zelfs, naar het einde van zijn leven toe zoekt hij steeds minder zijn grenzen op en gaat hij meer en meer conventionele poëzie bedrijven die soms niet voorbij het niveau raakt van een geinig kattebelletje of een "woe is me"-jammerklacht waar hedendaagse jongeren hun sociale media voor hebben als uitlaatklep.
Dat er in zijn gedichten een goed gevoel zit voor ritme en klank is duidelijk. Er is talent aanwezig. Maar het schittert heus niet zo als we zouden moeten geloven aan de hand van zijn bekendheid, en ik ben er vrij zeker van dat driekwart van zijn werk in de ogen van hedendaagse poëzieredacteurs geen genade zou vinden: te nadrukkelijk op zoek naar iets dat goed klinkt maar weinig zegt, te veel gericht op de ik-ervaring, en soms beeldspraak die tenenkrullend clichématig is. Niet dat hedendaagse poëzieredacteurs het allemaal beter weten. Maar wat anno 1975 gold als jong en rauw klinkt nu akelig veel als een puber die zich wentelt in zelfmedelijden.
Je kan natuurlijk het één niet los zien van het ander. Als enige mildheid gepast is omdat hij tenslotte nog geen 20 was toen hij zijn eerste dichtbundel publiceerde en je van een 20-jarige dichter niet de maturiteit kan verwachten van een 50-jarige, dan geef je impliciet toe dat hij minder serieus te nemen is dan dat we doen. Schakelen we zijn leeftijd uit bij de beoordeling, dan is wat overblijft al bij al genomen niet zo bijzonder.
Maar zijn grootste weerklank vindt 't Hooft allicht simpelweg omdat hij helemaal beantwoordde aan het stereotype van de door duistere gevoelens getormenteerde artiest die ongelukkig was en te vroeg aan zijn einde kwam. Zijn werk lezen met dat gegeven in het achterhoofd maakt mensen een beetje deelgenoot van die duisternis zonder er mee te moeten instappen. Het is een milde vorm van voyeurisme maar zonder het nare nasmaakje van een tabloid, want die gedichten schreef hij zelf. Het is niet alsof paparazzi op de loer lagen om hem te filmen terwijl hij zonder onderbroek het huis verliet.
Nu, over dat tragische leven van 't Hooft valt er ook nog het één en ander te zeggen. Had hij vandaag geleefd, zou hij met de huidige stand van zaken in de psychiatrie misschien beter geholpen geweest zijn. Het lijdt geen twijfel dat hij heel wat angst en pijn moet gekend hebben. Daartegenover staat dat hij voor zijn miserie voor een groot stuk ook zelf verantwoordelijk was. Niemand dwong hem om verslaafd te raken aan drugs. Hij kwam niet uit een marginaal milieu en naar verluidt was hij in de lagere school een prima leerling.
Om het als schrijver te maken, heb je een combinatie nodig van vier factoren: talent, output, connecties en geluk. Als één van de vier ontbreekt moeten de andere drie dubbel zo hard werken om succes te bereiken. Louter als schrijver had 't Hooft zowat het grootst denkbare geluk: zijn vriendin en later vrouw was de dochter van de legendarische uitgever Julien Weverbergh, die niet alleen zorgde voor een uitgave van zijn werk maar hem bovendien werk bezorgde. 't Hooft bedankte ervoor door zijn vrouw te mishandelen tot ze hem verliet.
Als dichter was 't Hooft eerder matig en wie weet had hij veel beter kunnen worden als hij geen zelfmoord gepleegd had. Hij verkwanselde de kansen die velen nooit krijgen op criminele wijze en als persoon was hij allesbehalve iemand die het verdient om geglorifieerd te worden als een tragische held van gevoel.