Het is geen geheim dat ik ooit graag eens een uitgever zou vinden en dat ik na al die jaren ploeteren, zwoegen, redigeren, schrappen en schrijven het resultaat - een resultaat - ervan zou kunnen vinden in een boekhandel. Los van het feit waarom dat tot hiertoe nog niet gelukt is, is er een ander probleem dat me hindert in deze queeste: ik heb een hekel aan zelfpromotie. Het is niet dat ik een boeddhistisch mager ego bezit of stiekem geloof dat wat ik schrijf, niet de moeite waard is om gelezen te worden. Het is dat hoe vaker ik anderen zichzelf zie promoten in deze race naar Een Naam, Een Aanwezigheid en Een Stuk Cake, ik omgekeerd evenredig de motivatie verlies om me te mengen in een circus van stemmen en aandachttrekkerij dat me zelfs zonder mijn eigen inbreng al bij voorbaat vermoeit. Want vermoeiend, dat is het. Begrijp me niet verkeerd. Voor veel mensen met een ambitie die gelijkaardig is aan de mijne, koester ik sympathie. Ik gun iedereen zijn of haar plek onder de zon. Ik retweet of ik like om bepaalde mensen te steunen of omdat ik hen oprecht succes toewens met hun projecten.
Maar soms wordt het me allemaal te veel. Al die projecten. Al die hemelbestorming. Al die goede zielen met een project of een zaak. Soms denk ik: laat me met rust. Laat me gewoon doen wat ik het allerliefste doe: schrijven, schrappen, redigeren. Kom eens iets van me lezen, als je wil. Maar dat gepromoot ben ik moe. Hoe veel pagina's per week word ik niet gevraagd om te liken? Wat zal ik er aan overhouden?
Ik kijk niet neer op marketing - ik verdien er zelfs mijn brood mee. Maar mezelf vermarkten is me eigenlijk al jaren een stap te ver. Ik ben geen product en ik hoef geen unique selling proposition. Maar hoe kan ik dan in godsnaam hopen op een doorbraak als ik me hier allemaal tegen afzet? Eerlijk, dat weet ik ook niet. Misschien ben ik stuitend naïef om te geloven, tegen beter weten in, dat als ik maar goed genoeg wroet en schrijf, dat een publiek uiteindelijk vanzelf zal volgen. Ik zoek namelijk ook zelf op wat me interesseert en grasduin graag door de links van m'n favoriete schrijvers, opinieerders en ander volk.
Eerlijk is eerlijk, er is ook heel veel ruis. Wat moet een mens met wenkbrauwverlagende sites als Newsmonkey of de zoveelste politieke stokebrand. Het is allemaal zo hitsig en aangeschoten. Hoe meer ik overspoeld word door teksten, hoe minder zin ik niet alleen krijg om m'n stem toe te voegen, maar ook het plezier van het schrijven wordt er door vergald. Wie zit er immers nog te wachten op een nieuwe opinie of een zoveelste verhaal? Waarbij kwaliteit soms ondergeschikt lijkt aan het loutere zeggen en de felheid het zo vaak haalt op de inhoud. Dit is geen subtiele steek naar iemand in het bijzonder, overigens. Ik ben niet te beroerd om man en paard te noemen als dat moet. Gisteren nog zat ik in verbazing toe te kijken hoe een artikel van twee schermlengtes op De Morgen al mag gelden als een "longread". Serieus?
De voorbije twee jaar heb ik telkens een maand vakantie genomen van sociale media. Maar het duivelse eraan is dat je dan momentum verliest. Volgers beginnen een beetje af te haken als er lang niets nieuws komt. Dit jaar koos ik ervoor om erg weinig op te treden. Wat zie je? Je wordt vanzelf ook minder gevraagd. Enerzijds ben ik er niet rouwig om dat ik niet langer op avonden sta waar het publiek enkel een beetje entertainment verwacht en de kwaliteit van de gemiddelde performance om bij in je broek te schijten is van schaamte, maar anderzijds ben ik ook weer potentiële lezers, vrienden en bondgenoten armer.
De tijden zijn voorbij dat je als schrijver of intellectueel in een tuinhuis kon kamperen, daar je werk schrijven en het dan indienen bij een tijdschrift of opsturen naar een uitgever. Ik weet niet hoe dat laatste vroeger liep, tussen haakjes, maar mijn ervaring met de demiurgen van de literaire wereld is tot hier toe grotendeels erg negatief. Botheid, zwijgen en loze beloftes zijn zo de norm dat een beleefde afwijzing al voelt als een overwinning. Ook dat draagt niet bij tot mijn motivatie om het beste werk te leveren dat ik kan leveren.
Wat staat er mij te doen? Niet schrijven is voor mij het Ondenkbare. Ik schreef al verhalen van toen ik acht was en heb nooit iets anders willen doen. Maar er moet toch een manier bestaan waarop ik niet nog eens een dagtaak hoef te hebben aan m'n eigen sandwichman zijn, laat staan dat ik op soms geforceerde manieren mijn politiek en menselijk kapitaal moet veiligstellen in de literaire visbokaal om ooit ergens een voet tussen de deur te krijgen. Wat is die manier, dan? Ik weet het niet zo goed meer.
Maar soms wordt het me allemaal te veel. Al die projecten. Al die hemelbestorming. Al die goede zielen met een project of een zaak. Soms denk ik: laat me met rust. Laat me gewoon doen wat ik het allerliefste doe: schrijven, schrappen, redigeren. Kom eens iets van me lezen, als je wil. Maar dat gepromoot ben ik moe. Hoe veel pagina's per week word ik niet gevraagd om te liken? Wat zal ik er aan overhouden?
Ik kijk niet neer op marketing - ik verdien er zelfs mijn brood mee. Maar mezelf vermarkten is me eigenlijk al jaren een stap te ver. Ik ben geen product en ik hoef geen unique selling proposition. Maar hoe kan ik dan in godsnaam hopen op een doorbraak als ik me hier allemaal tegen afzet? Eerlijk, dat weet ik ook niet. Misschien ben ik stuitend naïef om te geloven, tegen beter weten in, dat als ik maar goed genoeg wroet en schrijf, dat een publiek uiteindelijk vanzelf zal volgen. Ik zoek namelijk ook zelf op wat me interesseert en grasduin graag door de links van m'n favoriete schrijvers, opinieerders en ander volk.
Eerlijk is eerlijk, er is ook heel veel ruis. Wat moet een mens met wenkbrauwverlagende sites als Newsmonkey of de zoveelste politieke stokebrand. Het is allemaal zo hitsig en aangeschoten. Hoe meer ik overspoeld word door teksten, hoe minder zin ik niet alleen krijg om m'n stem toe te voegen, maar ook het plezier van het schrijven wordt er door vergald. Wie zit er immers nog te wachten op een nieuwe opinie of een zoveelste verhaal? Waarbij kwaliteit soms ondergeschikt lijkt aan het loutere zeggen en de felheid het zo vaak haalt op de inhoud. Dit is geen subtiele steek naar iemand in het bijzonder, overigens. Ik ben niet te beroerd om man en paard te noemen als dat moet. Gisteren nog zat ik in verbazing toe te kijken hoe een artikel van twee schermlengtes op De Morgen al mag gelden als een "longread". Serieus?
De voorbije twee jaar heb ik telkens een maand vakantie genomen van sociale media. Maar het duivelse eraan is dat je dan momentum verliest. Volgers beginnen een beetje af te haken als er lang niets nieuws komt. Dit jaar koos ik ervoor om erg weinig op te treden. Wat zie je? Je wordt vanzelf ook minder gevraagd. Enerzijds ben ik er niet rouwig om dat ik niet langer op avonden sta waar het publiek enkel een beetje entertainment verwacht en de kwaliteit van de gemiddelde performance om bij in je broek te schijten is van schaamte, maar anderzijds ben ik ook weer potentiële lezers, vrienden en bondgenoten armer.
De tijden zijn voorbij dat je als schrijver of intellectueel in een tuinhuis kon kamperen, daar je werk schrijven en het dan indienen bij een tijdschrift of opsturen naar een uitgever. Ik weet niet hoe dat laatste vroeger liep, tussen haakjes, maar mijn ervaring met de demiurgen van de literaire wereld is tot hier toe grotendeels erg negatief. Botheid, zwijgen en loze beloftes zijn zo de norm dat een beleefde afwijzing al voelt als een overwinning. Ook dat draagt niet bij tot mijn motivatie om het beste werk te leveren dat ik kan leveren.
Wat staat er mij te doen? Niet schrijven is voor mij het Ondenkbare. Ik schreef al verhalen van toen ik acht was en heb nooit iets anders willen doen. Maar er moet toch een manier bestaan waarop ik niet nog eens een dagtaak hoef te hebben aan m'n eigen sandwichman zijn, laat staan dat ik op soms geforceerde manieren mijn politiek en menselijk kapitaal moet veiligstellen in de literaire visbokaal om ooit ergens een voet tussen de deur te krijgen. Wat is die manier, dan? Ik weet het niet zo goed meer.