Spelling is altijd goed voor een robbertje nutteloos debatteren. In het brandpunt van de dag staat de overbekende dt-fout, waarvan een (anonieme) docent Nederlands vond dat daar veel te hard op gefocust wordt als bewijs van vermeende onkunde in de taal. Ann De Craemer schreef er een goede reactie op in De Morgen, maar toch ben ik het niet helemaal met haar eens.
Taal is voor mij geen monument, maar een ecosysteem. Er zijn elementen in die elkaar voortdurend in stand houden als eb en vloed - we maken bijvoorbeeld onderscheid tussen 'w' en 'v' omdat er anders een pak woorden hetzelfde zouden klinken - en het systeem als geheel wordt door tientallen moeilijk te achterhalen factoren voortdurend één of andere richting uit gedreven. De meeste Nederlandstaligen zullen bijvoorbeeld van de meeste 'de-woorden' niet meer weten of die woorden nu mannelijk of vrouwelijk zijn. Dat is niet zo erg. Het Zweeds heeft bijvoorbeeld ook wat men noemt een utrum naast een neutrum.
Een goede metafoor van prof op rust Johan Taeldeman is dat taalgebruik is als een ensemble aan kleren. Je komt niet met een maatpak aan op een pensenkermis, en je gaat op eigen risico met gummilaarzen en een overall aan naar een receptie met ministers. Taalgebruik zegt iets over mensen, onvermijdelijk. Er zijn nog maar weinig voorstanders te vinden van een schrijf- en spreektaal die tot op de letter de norm volgt. Taeldeman was een vurig tegenstander van het Verkavelingsvlaams, maar leek er zich knarsetandend bij neer te leggen dat die in steeds meer domeinen aanvaarding vond. Er hoeft overigens ook geen probleem te zijn met een afstand tussen hoe men schrijft en spreekt. In schrijftaal kunnen Duitsers en Duitstalige Zwitsers elkaar volkomen begrijpen, maar in spreektaal zullen ze snel op problemen stuiten.
Aan de ene kant: niemand maakt zich geliefd door pedante vogelpiekpijltjes te gooien naar mensen die zich bezondigen aan spelfouten of kleine grammaticale uitschuivers. Aan de andere kant: in een sociaal klimaat waar alles wat naar bevoogding ruikt, verdacht is, is "my way or the high way" een zo mogelijk nog kwalijker houding. In spreektaal en zeker in schrijftaal heb je nu eenmaal breed gedragen afspraken nodig om elkaar vlot te verstaan. Schrijven zoals je spreekt is haast onmogelijk, omdat iedereen anders spreekt, zelfs al beheersten we allemaal fonetisch schrift.
Bovendien is de romantische gedachte dat spelling en uitspraak elkaar in een ideale wereld 1/1 volgen, met ons alfabet zeer moeilijk te realiseren. Nederlands heeft meer dan 12 klinkers, om maar iets te zeggen. Ook grammatica, zoals De Craemer al opmerkt, komt om de hoek loeren. Het lijkt raar dat we 'ik ben verveeld' schrijven terwijl we die 'd' niet zo uitspreken, maar we hebben het wel over 'verveelde leerlingen'. En wat dan met dubbele medeklinkers? Of meerdere tekens die voor één klank staan? Of één teken dat voor verschillende klanken staat? Voorstanders van "ik schrijf zoals ik spreek" zijn inconsistent, en roepen die leuze enkel in omdat ze hen specifiek uitkomt in een aantal selecte gevallen.
Net zo met taalpuristen die zich laven aan het verbeteren van andermans fouten - iemand op een dt-fout pakken is eigenlijk een beetje zoals schieten op een dodo. Het maakt de fout niet minder onnozel, maar de verbeteraar komt er nauwelijks beter uit. Wild tekeer gaande taalnazi's zijn meestal de eersten om stilistisch of grammaticaal op hun bek te gaan, met beletseltekens, Engelse splitsingen en verkeerd gebruik van aanhalingstekens toe. Ik herhaal het: taal is een ecosysteem. Het is niet iets wat eenvoudig te vatten is door enkele autisten, en het zal eveneens niet veranderen door een vocale minderheid die drinkt van de rivier waar ze in urineert.
We hebben zowel normeerders nodig die met kennis van zaken afspraken kunnen maken, die uitdragen en aanpassen waar nodig, en innoveerders, die nieuwe elementen kunnen aanbrengen of evoluties verder kunnen pushen. Daar doet het Nederlands het overigens lang niet slecht in. De schrijftaal van het Engels en het Frans is bijvoorbeeld een hopeloos archaïsche puinhoop. Tegelijk zijn hun verschillende jongerentalen en uitwaaierende dialecten een schatkamer aan vernieuwing waar het Nederlands achterop lijkt te hobbelen.
Suggestie: laat een volgende spellingsherziening niet enkel beslissen door kamergeleerden en taalkundige taxidermisten. Laat geoefende creatievelingen ook meedoen: zangers, schrijvers, dichters, journalisten, bloggers, twitteraars. Of hoe denken mensen dat onze eerste standaardtaal ontstaan is? De Statenbijbel van de 17de eeuw was een collaboratief project van geletterde mensen uit alle uithoeken van de Nederlanden, die toen veel meer dan nu dialectisch verbrokkeld waren, en zeer diverse achtergronden bezaten. Als we ons ecosysteem graag levendig en divers houden - om niet te zeggen scherp - waarom niet op die manier?
Taal is voor mij geen monument, maar een ecosysteem. Er zijn elementen in die elkaar voortdurend in stand houden als eb en vloed - we maken bijvoorbeeld onderscheid tussen 'w' en 'v' omdat er anders een pak woorden hetzelfde zouden klinken - en het systeem als geheel wordt door tientallen moeilijk te achterhalen factoren voortdurend één of andere richting uit gedreven. De meeste Nederlandstaligen zullen bijvoorbeeld van de meeste 'de-woorden' niet meer weten of die woorden nu mannelijk of vrouwelijk zijn. Dat is niet zo erg. Het Zweeds heeft bijvoorbeeld ook wat men noemt een utrum naast een neutrum.
Een goede metafoor van prof op rust Johan Taeldeman is dat taalgebruik is als een ensemble aan kleren. Je komt niet met een maatpak aan op een pensenkermis, en je gaat op eigen risico met gummilaarzen en een overall aan naar een receptie met ministers. Taalgebruik zegt iets over mensen, onvermijdelijk. Er zijn nog maar weinig voorstanders te vinden van een schrijf- en spreektaal die tot op de letter de norm volgt. Taeldeman was een vurig tegenstander van het Verkavelingsvlaams, maar leek er zich knarsetandend bij neer te leggen dat die in steeds meer domeinen aanvaarding vond. Er hoeft overigens ook geen probleem te zijn met een afstand tussen hoe men schrijft en spreekt. In schrijftaal kunnen Duitsers en Duitstalige Zwitsers elkaar volkomen begrijpen, maar in spreektaal zullen ze snel op problemen stuiten.
Aan de ene kant: niemand maakt zich geliefd door pedante vogelpiekpijltjes te gooien naar mensen die zich bezondigen aan spelfouten of kleine grammaticale uitschuivers. Aan de andere kant: in een sociaal klimaat waar alles wat naar bevoogding ruikt, verdacht is, is "my way or the high way" een zo mogelijk nog kwalijker houding. In spreektaal en zeker in schrijftaal heb je nu eenmaal breed gedragen afspraken nodig om elkaar vlot te verstaan. Schrijven zoals je spreekt is haast onmogelijk, omdat iedereen anders spreekt, zelfs al beheersten we allemaal fonetisch schrift.
Bovendien is de romantische gedachte dat spelling en uitspraak elkaar in een ideale wereld 1/1 volgen, met ons alfabet zeer moeilijk te realiseren. Nederlands heeft meer dan 12 klinkers, om maar iets te zeggen. Ook grammatica, zoals De Craemer al opmerkt, komt om de hoek loeren. Het lijkt raar dat we 'ik ben verveeld' schrijven terwijl we die 'd' niet zo uitspreken, maar we hebben het wel over 'verveelde leerlingen'. En wat dan met dubbele medeklinkers? Of meerdere tekens die voor één klank staan? Of één teken dat voor verschillende klanken staat? Voorstanders van "ik schrijf zoals ik spreek" zijn inconsistent, en roepen die leuze enkel in omdat ze hen specifiek uitkomt in een aantal selecte gevallen.
Net zo met taalpuristen die zich laven aan het verbeteren van andermans fouten - iemand op een dt-fout pakken is eigenlijk een beetje zoals schieten op een dodo. Het maakt de fout niet minder onnozel, maar de verbeteraar komt er nauwelijks beter uit. Wild tekeer gaande taalnazi's zijn meestal de eersten om stilistisch of grammaticaal op hun bek te gaan, met beletseltekens, Engelse splitsingen en verkeerd gebruik van aanhalingstekens toe. Ik herhaal het: taal is een ecosysteem. Het is niet iets wat eenvoudig te vatten is door enkele autisten, en het zal eveneens niet veranderen door een vocale minderheid die drinkt van de rivier waar ze in urineert.
We hebben zowel normeerders nodig die met kennis van zaken afspraken kunnen maken, die uitdragen en aanpassen waar nodig, en innoveerders, die nieuwe elementen kunnen aanbrengen of evoluties verder kunnen pushen. Daar doet het Nederlands het overigens lang niet slecht in. De schrijftaal van het Engels en het Frans is bijvoorbeeld een hopeloos archaïsche puinhoop. Tegelijk zijn hun verschillende jongerentalen en uitwaaierende dialecten een schatkamer aan vernieuwing waar het Nederlands achterop lijkt te hobbelen.
Suggestie: laat een volgende spellingsherziening niet enkel beslissen door kamergeleerden en taalkundige taxidermisten. Laat geoefende creatievelingen ook meedoen: zangers, schrijvers, dichters, journalisten, bloggers, twitteraars. Of hoe denken mensen dat onze eerste standaardtaal ontstaan is? De Statenbijbel van de 17de eeuw was een collaboratief project van geletterde mensen uit alle uithoeken van de Nederlanden, die toen veel meer dan nu dialectisch verbrokkeld waren, en zeer diverse achtergronden bezaten. Als we ons ecosysteem graag levendig en divers houden - om niet te zeggen scherp - waarom niet op die manier?