Over 'Onklare taal'

'Onklare taal' is de verzamelnaam van diverse tekstprojecten van mijn hand. Dit is de afdeling opiniestukken daarvan, want God weet dat er daar nog niet genoeg van bestaan. Mocht je je bij het lezen ervan afvragen: "kritiek hebben kan je wel, Anton, maar heb je ook oplossingen?" dan kan je 'De Nieuwe Staat' voor €0 downloaden. De weg een beetje kwijt? Mijn eigenlijke website, die ook 'Onklare taal' heet, verwelkomt je.

donderdag 14 mei 2009

De taal is gans het volk

Het Nederlands heeft het dezer dagen niet erg onder de markt. Terwijl in Nederland de algemene omgangstaal weg evolueert van de standaardtaal, ondervindt men in Vlaanderen de onstuitbare opmars van het Verkavelingsvlaams, een taalvariant die noch dialect, noch standaard is. Aangezien ik omringd word door taal- en letterkundigen, ik zelf ook mijn brood verdien met taal, en bovendien ook in mijn vrije tijd door middel van taal een sierlijke gestalte probeer te geven aan gevoelens en gedachten, krijg ik vaak geweeklaag te horen over zowel jongeren als volwassenen die de meest gênante taalfouten aan elkaar rijgen als was het een bloemenkrans vol misvormde en verlepte paardenbloemen. Onder deze critici bevinden zich aanzienlijk wat taalpuristen, die de heimelijke wens koesteren om van taal een dwingende, absolute wetenschap te maken, waarin met net zoals in een rekensom kan zeggen of iets juist of fout is. Daar tegenover staat een minderheid van anarchisten, die vindt dat regelgeving absurd en inherent conservatief is, omdat het belangrijkste vooral is dat we elkaar begrijpen, niet dat we onmiddellijk klaar staan met pek en veren als iemand een woord verkeerd spelt of een dt-blunder begaat. Het mag ook aangenomen worden dat de gemiddelde Nederlandstalige hier allesbehalve wakker van ligt.

Standaardisering van taal heeft vele voordelen. Als men schrijft en spreekt volgens een van hogerhand opgelegde en in het onderwijs doorgevoerde conventie, dan loopt men een veel kleiner risico verkeerd begrepen te worden, en kan men tevens barrières tussen dialecten, accenten en regionale particulariteiten tot een minimum herleiden. Maar als een meerderheid van sprekers naar verloop van tijd bepaalde vormen, spellingswijze en betekenissen begint te veranderen, dan moet de taal, zoals die voorgeschreven wordt, mee veranderen. Hier is zelfs geen keuze mogelijk. Het is absurd om vast te houden aan bepaalde regels die niemand meer kent, laat staan toepast. Dat dit op sommige vlakken kan leiden tot een verschraling van taal en intellect, zoals doemdenkers beweren, is wel mogelijk, maar het kan ook een verrijking opleveren op andere vlakken. Shakespeare, altijd een dankbare hoer als men moet argumenteren over taal of literatuur, bouwde zelfs zijn meesterschap op het vermengen van de conservatievere taal van de sociaal hogere klassen met het taalgebruik van het gewone volk. De vraag is vooral hoe ver deze spreidstand moet gaan.

Enerzijds ben ik wel degelijk een voorstander van zoveel mogelijk standaardisatie, zolang dit niet indruist tegen het taalgevoel van een meerderheid aan sprekers. Het is economisch en sociaal belangrijk dat we elkaar kunnen blijven verstaan, en dat we zorg besteden aan hoe we ons uitdrukken – een vorm van beleefdheid en welwillendheid, zeg maar. Dat op die manier pakweg een strandjutter van Texel en een kaderlid uit Oudenaarde zonder veel problemen kunnen communiceren, is een enorm pluspunt. De nadruk op correcte naleving van taalnormen mag niet gepresenteerd worden als een betuttelende, zwaarbeladen vorm van volksverheffing, maar moet aantrekkelijker gemaakt worden door te wijzen op het grote belang van taal in alledaagse en zeker in professionele situaties. Anderzijds moet men nog veel verder gaan in het besef dat Nederlands altijd al een pluricentrische taal geweest is, die niet kan bepaald worden vanuit één centrale locatie, of door een kunstmatige taalvorm te scheppen die niemand ervaart als natuurlijk. Bijvoorbeeld Noors heeft verschillende spellingnormen die naast elkaar bestaan, en Engels heeft zelfs geen centrale autoriteit die de taal reguleert. Bevriende neerlandici hebben me al dikwijls attent gemaakt op het feit dat een Nederlander onmiddellijk zou zien dat ik een Vlaming ben door de manier waarop ik schrijf, maar daar heb ik geen problemen mee. Het is nu eenmaal, willens nillens, wat ik ben en wat mij vormt. Concrete voorstellen over wat ik zie als een beter aangepaste, minder terneerdrukkende en tegelijk meer alomtegenwoordige standaardtaal, heb ik niet, omdat die toch zouden vervallen in anekdotisch gestaafde meningen. Het idee is voldoende als uitgangspunt voor discussie.

Het klinkt allicht slap dat ik Nederlandstaligen als een zwakke echo van Rodney King zou vragen, “why can’t we all just get along?” en pleit voor een compromis. Maar dat neemt absoluut niet weg dat we er veel mee zouden kunnen bereiken. Het zou een enorme verandering zijn mochten hedendaagse taalgebruikers niet meer onmiddellijk op hun achterste poten gaan staan van zodra ze op een fout gewezen worden, alsof dit een inbreuk vormt op hun mensenrechten, en eveneens zou het deugd doen als ik niet meer zo veel zou horen van kommaneukende farizeeërs die steeds een bij voorbaat verloren achterhoedegevecht leveren.