Over 'Onklare taal'

'Onklare taal' is de verzamelnaam van diverse tekstprojecten van mijn hand. Dit is de poëzieafdeling daarvan. Hier kan je zowel de laatste nieuwe gedichten als ook een selectie van oudere gedichten vinden. De weg een beetje kwijt? Deze link brengt je terug naar de homepage van 'Onklare taal'.

Overigens kan je hier gratis mijn poëziebundels downloaden in PDF-formaat: 'Epicentrum' (2012), 'Synaeresis' (2012), 'Subductie' (2013), 'Enceladus' (2015), 'Volterra' (2017), 'De snelheid van de duisternis' (2019) en 'Indiscrete wiskunde' (2021). Behalve 'Synaeresis', dat één verhalend gedicht is in twee delen, bevatten de anderen telkens een 30-tal geredigeerde en zorgvuldig geselecteerde gedichten, met duiding en een nieuwe indeling. In 2020 verscheen mijn debuutroman 'Fragmentariërs'. In 2023 bracht ik de opvolger 'Constellatie' uit.

zondag 27 december 2020

Fragmentariërs: post-FAQ

Liebe Jungs und Mädel, ‘Fragmentariërs‘ is nu officieel 3 maand uit, en voor de doorzetters kan het zijn dat die nu al door het boek zijn, of toch een fiks eind gevorderd. Zo niet, is dit hoe dan ook goed als een naschrift voor gelijk wie nog bepaalde vragen zou hebben tijdens of na de lectuur.

Is alles in ‘Fragmentariërs’ echt gebeurd?
Nee.  

Wat wel en wat niet?
Niet belangrijk.

In dat boek rook en zuip je heel wat af. Is alles ok met jou?
Natuurlijk is niet alles ok met mij, maar zoals ik eerder aangaf spreek ik hier in een soort verhoogd realisme, zo veel op één week roken en drinken heb ik wellicht al gedaan, maar de laatste keer dat dat voorviel moet 5 jaar geleden zijn, als het niet meer is.

Ik vind je een goorlap.
Ben ik ook. Kom me maar niet kinkshamen.

Ik heb een fout gevonden!
Laat me dat gerust weten. Ik weet intussen al dat er ergens een zinnetje half in het vetjes staat waar dat niet had gemoeten, en dat een personage dat Duits spreekt eerst ‘Woloschin’ zegt en dan ‘Voloshin’, wat dus uiteraard niet klopt. Ook het Juvenalis-citaat is fout. Recht te zetten als er ooit een tweede druk komt.

Er zitten te veel personages in het boek.
Misschien, maar van mijn kant heb ik een hekel aan romans waar het hele universum van een hoofdpersonage maar blijkt te bestaan uit drie mensen. Bovendien is één van de thema’s van het boek de soms onvatbare veelheid van het bestaan, dus dan kan je moeilijk komen aanzetten met enkel een buurman, een geliefde en een vervreemde tante of zo.

Zijn je personages echt gebaseerd op bestaande mensen? Wie?
Meestal wel en dat ga ik uiteraard niet zeggen, ik kan alleen vertellen dat Tyr gebaseerd is op mijn lieve huiskater Odin, die helaas in februari 2020 overleden is aan een aangeboren hartafwijking. De kleine man is 12,5 jaar oud geworden.

Ben je nadien effectief verhuisd, weg van de Heuvelpoort?
Ja, ongeveer vier maanden later. 

Ik heb mezelf herkend en ik ben er niet zo gelukkig over.
Het had erger gekund, geef toe. 

Bestaan alle muzieknummers die in het boek voorkomen echt?
Ja. Ik wilde eens wat anders dan het zoveelste boek waarin qua muziek ofwel jazz, klassiek of rock uit de jaren ’60-’90 blijkbaar de enige verantwoorde muziek is die past bij een schrijversbestaan. Gert-Jan van Bestaansreden (zeker eens checken) was zo vriendelijk er een playlist van te maken op YouTube.  

Waarom zitten er geen gekleurde of LGBTQ+-hoofdpersonages in je boek?
Ik heb erg weinig queer vrienden en ik heb geen gekleurde vrienden, hoe jammer ik dat ook vind. Dat wil niet zeggen dat zulke personages niet aanwezig zijn in het boek als deel van de voornoemde veelheid, maar ik koos ervoor om me te focussen op mijn dichte belevingswereld, die node altijd erg wit geweest is (en waar ik lang ook geen erg in gehad heb).

Ik ben het oneens met [X].
Laat maar horen.

Ik vind je onbeleefd/respectloos tegenover [X].
Ik dacht, het is eens wat anders, een witte hetero die voor de verandering andere witte hetero’s in de zeik zet in plaats van te proberen scoren met plat seksisme, “ironisch” racisme, validisme of minachting voor de werkende klasse.

Signeer je ook exemplaren?
Ja.

Raak je uit de kosten?
Met hoe de zaken er nu voor staan, net, en dat is prima. Bedankt aan iedereen die zich tot hier toe een exemplaar heeft aangeschaft. Maar laat je dat niet tegenhouden om je eigen pièce unique te bestellen voor jezelf of als cadeau. Met een klein beetje geluk kan je je exemplaar nog krijgen voor Oudejaar.



dinsdag 22 december 2020

Conner Rousseau heeft beter personeel nodig

Een centrum-linkse leider afvallen lijkt misschien iets typisch voor hard- en extreemlinks, en centrum-linkse mensen mogen dat graag beklagen omdat dat soort fragmentatie de macht van rechts en centrum-rechts enkel vergroot. Maar na Conner Rousseaus zoveelste uitschuiver - niet tegenover een vermeende linkse orthodoxie, maar tegenover kennis, logica en wetenschap - kan men niet blijven zwijgen. Samenvattend: Rousseau stelde zich op 12/12 vragen bij het idee dat ook onverantwoordelijke, asociale en (potentieel) criminele mensen kinderen mogen hebben.

Slechte ouders en hoe die te verhinderen

Geen mens zou zeggen dat mensen die zich onverantwoordelijk of (zelf)destructief gedragen er goed aan zouden doen om te beginnen aan kinderen. Helaas gaat die stelling bijna altijd over mensen aan het lagere eind van het socio-economische spectrum. Rijke en welvarende mensen die minstens even slechte potentiële ouders zijn, worden van een dergelijk idee gespaard. Om het met een boutade te zeggen, als een maatregel disproportioneel armere mensen betreft, is die niet rechtvaardig.

Slechte ouders zitten in alle socio-economische klassen. De enige echt democratische manier om te verhinderen dat mensen slechte ouders worden, is opleiding en sociale druk, en/of een systeem dat ervoor kan zorgen dat slecht behandelde kinderen terecht kunnen komen in een beter gezin, niet ingrijpen in het seksleven van potentiële ouders.

Nederlands leren en Sanna's bh

Het probleem met Conner Rousseaus uitspraak gaat helaas verder dan enkel die uitspraak. In 'Gert Late Night' had hij het nog over de fictieve migrant die weigert Nederlands te leren, op Twitter en Instagram toonde hij een foto van zichzelf met enkel een blazer aan uit solidariteit met de Finse premier Sanna Marin, die kritiek kreeg omdat ze op één officiële foto geen bh droeg.

In beide gevallen leek het me dat Rousseau simpelweg niet goed had nagedacht over zijn acties. Ja, Nederlands leren is erg belangrijk voor migranten, maar Vlaamse instituten doen daar al alles aan om dat mogelijk te maken. Het is alsof je zou zeggen dat je er tegen bent dat mensen cement eten. En je borst ontbloten als man is absoluut niet hetzelfde als geen bh dragen als vrouw, laat staan in een positie van politieke macht.

Conner heeft betere 'matekes' nodig

Sommige mensen lijken in die uitspraken en daden van Rousseau een uitgestoken hand te zien naar rechts. Ik denk zelf eerder aan hoe ik over de samenleving dacht toen ik 20 was. Ik dacht toen zelf dingen als "waarom hoeven mensen 75 te worden?" of "waarom moeten we als maatschappij de kosten opvangen voor mensen met het syndroom van Down te laten leven?". Voor wie het zich afvraagt: het is omdat elk menselijk leven evenveel waard is en dat als je begint aan daarin onderscheiden te maken, dat je op weg bent naar nazisme.

Maar - waar zijn de kritische stemmen in Rousseaus omgeving? Waarom heeft hij duidelijk geen soort leraar die dergelijke dwaze uitspraken afblokt? Je kan gerust veel zeggen over hoe Guy Verhofstadt in de jaren '80 bekend stond als 'da joenk' en de 'baby-Thatchter', maar onder invloed van o.a. zijn broer evolueerde hij tot een veel gematigdere staatsman. Maar welk 'mateke' kan Rousseau beïnvloeden?

De fictieve gematigd rechtse Vlaming

En hier is nog een ding: misschien denkt Rousseau dat hij met dergelijke uitspraken aantoont tegenover rechts Vlaanderen dat hij ook best ok is met bepaalde vormen van het onderbuikgevoel tegenover armen en migranten. Maar die mensen gaan nooit voor hem stemmen. Zoals Filip Dewinter opmerkte: "het origineel is beter dan de kopie." In de Verenigde Staten jagen Democraten al decennia zogezegd gematigde Republikeinen na, maar dat is keer op keer mislukt.

Zelfs in de Verenigde Staten proberen de evenknieën van Rousseau in de Democratische Partij nu te claimen dat de reden dat Joe Biden de verkiezing voor het presidentschap niet met méér stemmen won, lag aan de radicale ideeën van hun linkervleugel. Maar uit data blijkt juist dat die radicale vleugelkandidaten net meer stemmen wisten te halen.

Goede oude linkse adviseurs

Dat brengt me tot m'n kernpunt: ik denk dat het beter zou zijn als Conner Rousseau zich zou laten adviseren door door de wol geverfde linkse stemmen, en ook van hen zou willen leren. De sp.a (of Vooruit) is nog altijd belangrijk in België dankzij de PS in Wallonië. Hij kan het zich niet permitteren om om de zo veel tijd studentikoze ideetjes te lossen op tv, of om te denken dat hij maar kan zeggen wat hij wil op sociale media.

Ik geloof heel erg graag dat Rousseau het beste voor heeft met de Vlaming, in tegenstelling tot het merendeel van extreem- en centrum-rechts, dat enkel lijkt in te zitten met hoe veel rijker de rijken nog kunnen worden. Maar dat hij zich dan laat omringen door betere adviseurs, volkse intellectuelen en slimme mensen, niet enkel door zijn eigen opbubbelende ideeën.

dinsdag 1 december 2020

Fragmentariërs: voorwoord van Lectrr

Ik hààt het om mezelf te promoten. Daarom dat ik voor ‘Fragmentariërs’ cartoongod Lectrr vroeg om het voorwoord te schrijven, en warempel, dat deed hij (en je kan het boek nog altijd hier kopen):

“In ver vervlogen tijden, toen ik nog een pedante twintiger was die de literaire wereld wou veroveren, maakte ik er een sport van om heelder hordes kunstenaars, poëten en schrijvers te ontmoeten. Ik hield literaire avonden en organiseerde tentoonstellingen en waagde me verdomme zelfs online om mijn gelijken te ontmoeten. Wist ik veel dat ik in plaats daarvan mijn meerdere zou ontmoeten.

Mijn eerste kennismaking met het werk van Voloshin was een gênante vertoning. Mijn ego schrompelde ineen bij het lezen van zoveel literair vernuft. Ik herinner me het torpederen van mijn literaire ambities als was het gisteren, ook al zijn inmiddels eonen verstreken. De teksten en verhalen van één enkele jongeman waren hiervoor verantwoordelijk. De snoodaard in kwestie was Anton Voloshin, ook al opereerde hij toen onder een andere nom de plume. Zo gaat dat. Genieën vervellen te pas en te onpas van identiteit. U heeft het van iemand met meer pseudoniemen dan hoofdhaar.

Voloshin schiep als puisterige melkmuil al werelden waar Frank Herbert enkel van kon dromen en hanteerde een pen die meedogenloos virtuoos en bijwijlen vilein was. Ik zag het met lede ogen toe, en besloot dan maar illustrator te worden en later cartoonist. Meermaals heb ik me aan een visualisering van het werk van Voloshin gewaagd, en later hebben we even aan een graphic novel gewerkt. Geen idee waarom dat nooit wat is geworden, die herinneringen zijn verdwenen in de nevelen van de tijd.

Maar om op het werk van Voloshin terug te komen: het is me compleet bijster waarom geen enkele Grote Grachtengordel-Uitgever smekend op zijn knieën over de Gentse kasseien is komen kruipen om Voloshin tot de hogere regionen van het Pantheon der Grote Schrijvers te mògen katapulteren. Zulks is onbegrijpelijk en onvergeeflijk. Ik heb het mijn persoonlijke missie gemaakt om hen daarover aan te spreken en binnenkort ook eens in een paar Amsterdamse brievenbussen te gaan kakken. Begrip opbrengen voor zoveel miskenning kan ik niet.

Misschien is Voloshin in de verkeerde tijd geboren? In een tijd waar copywriters van reclameslogans meer lezers hebben dan prijswinnende novellisten. Misschien is hij in het verkeerde land geboren? In een land waar men lyrischer wordt van de tekst van André Hazes dan van poëzie.

Of misschien is Voloshin in het verkeerde lijf geboren. Hij had een verdomd lekker Victoriaans wijf kunnen wezen, als je het mij vraagt.  Maar het is nu zoals het is, en u houdt een bijzonder boek in uw handen. Wees er verdomme spaarzaam op. Koester het. Vertel aan uw vrienden en vriendinnen dat dit de pennenvruchten zijn van de man die Lectrr de loef af stak, en steekt, op literair vlak en daar nog mee wegkomt ook.

En als er ooit weer boekenverbrandingen komen, bescherm dit boek dan met uw leven, opdat toekomstige generaties hier nog van kunnen genieten. Het is het minste wat we kunnen doen voor toekomstige generaties nadat we al de rest naar de kloten hebben geholpen.

Lectrr
16 juli 2020
Gent”



zaterdag 31 oktober 2020

Mannen haten

De eerste keer dat ik iets las als “ik haat mannen” of “die, cis scum”, deed dat me weinig. Ik voelde me niet aangesproken en zag het als een komische overdrijving van de strijd tegen het patriarchaat, maar misschien moet ik voor een fiks pak lezers even mijn fiets in achteruitmodus zetten. Wie bekend is met al die terminologie mag gerust de volgende paragraaf overslaan. Ik haal even adem en zet koffie.

Het ‘patriarchaat’ betekent niet dat er een sinister complot is van oude mannen die samen kijken hoe ze best vrouwen en LGBTQIA+ kunnen onderdrukken. Het is, jammer genoeg, nog altijd een simpelweg correcte omschrijving van de meeste landen in de wereld, waar (hetero)mannen het grotendeels voor het zeggen hebben, waar de meeste gewelddadige misdadigers, terroristen, verkrachters en zo verder mannen zijn, en waar slachtoffers van seksueel geweld weggelachen worden, of aangepraat worden dat het allemaal maar hun eigen domme schuld is. 

Als je me niet gelooft, verklaar me dan even waarom zowat 90% van alle politieke, zakelijke en religieuze leiders in de wereld man zijn. Verklaar me dan waarom bijna alle terroristen en oorlogsmisdadigers mannen zijn. De verklaring “maar het zit in de natuur” is belachelijk. Het zit ook in de menselijke natuur om elkaar de schedel in te slaan, naakt rond te lopen en te schijten waar het ons uitkomt. Wat is beschaving anders dan één lange beteugeling van onze ergste impulsen?

Soit.

De laatste maanden/jaren echter zie ik steeds vaker uitspraken opduiken als “I hate men” of “men are trash”, met als orgelpunt het boek ‘Mannen, ik haat hen’ van de Franse schrijfster Pauline Harmange (zie voetnoot 1). En ik kan het niet ontkennen – dat raakt me. Wat nog erger is, ik heb vaak het gevoel dat dat onterecht is, maar ik zeg er niets over. Immers, als witte heteroman sta ik zo goed als helemaal bovenaan de sociale pikorde in de wereld, en veel mannen die door zulke uitspraken boos worden, blijken helaas de beste voorbeelden van patriarchale idioten die komen aanzetten met onnozele argumenten als “o en wat als je had gezegd dat je zwarte mensen haatte, HMMM?” (racisme is een systeem, niemand discrimineert witte heteromannen op de arbeids- of woningmarkt) of “wel ik ben pro-vrouwenrechten maar zo overtuig je me ook niet!” (terwijl die mannen nooit één vinger hebben uitgestoken om vrouwenrechten te verdedigen).

Dat neemt niet weg dat dergelijke veralgemenende uitspraken op zijn minst laagste gemene-delerstatements zijn die niemand helpen, en op z’n ergst grove en ongenuanceerde biopolitiek (zie voetnoot 2) rechtvaardigen.

Het klopt dat er veel te weinig heteromannen bestaan die inzien dat onze wereldorde fundamenteel onrechtvaardig is en dat er veel mannen zijn die bewust of onbewust vrouwen pijn doen. Dat die mannen daarbij net zo goed slachtoffer zijn van patriarchaal denken, dat zegt dat een man vooral een emotieloze veroveraar moet zijn, laat ik even achterwege, want als je de pijn of de angst hebt ervaren van wat pakweg een afgewezen man kan doen, dan begrijp ik dat je je daar niet mee inzit. Je vecht namelijk voor je leven.

Maar “I hate men”. Komaan. Verlaag je je dan niet tot dezelfde performativiteit die vooral moet tonen dat je de meest radicale persoon in de kamer bent? Besef je dan niet dat je daarmee enkel het denken voedt dat mannen en vrouwen fundamenteel anders zijn, dat sommige mannen zich laf afkeren van de sociale strijd en zeggen “zie wel, ik kan niet beter, ik moet wel een zak zijn.” Nee, het is zeker niet aan mij om te zeggen wat vrouwen al dan niet moeten doen en zeggen. En nee, aan naïeve centristen die zich verslikken in hun thee als iemand een vuil woord gebruikt, hebben we ook niets. Maar eveneens is ideologisch purisme nutteloos behalve voor het ego.

“Men are trash.” Maar toch altijd opnieuw daten met misogyne hipsters. “I hate men.” Maar toch altijd blijven reageren op DM’s van een getrouwde vent. “Gelijkheid!” Maar toch verveeld zitten met het feit dat je date voorstelde om de rekening op restaurant te splitsen. “Ugh ik zou wel een lief willen maar ik heb enkel maar aantrek bij foute mannen!” maar nooit zelf op een leuke man af stappen en liever blijven wachten in je toren.

Niemand is perfect. Aangezien ik ben opgegroeid als witte, heteroman is er ongetwijfeld bij mij ook seksisme, racisme enz. naar binnen geslopen, ook al doe ik mijn best om anders te zijn. En ja, reactionaire krachten zullen altijd klaar staan om wat je ook zegt en doet te zien als een lage aanval op henzelf. IS, Schild & Vrienden, Sharia4Belgium en de Kerk zullen je altijd als minderwaardig zien. Jammer genoeg geeft je dat echter niet zelf het recht even bot en exclusionair te zijn, want zo kan je eindigen in een situatie waarin veel Britse radicale feministen transmensen uitsluiten of veel Gentse Turken zwaar racistisch uit de hoek komen tegenover Bulgaren en Roma.

Het kan me niet bijzonder veel schelen wat individuen over mij denken (wat natuurlijk een groot voorrecht is!). Ik probeer mijn privileges in te zetten om op mijn kleine manier een betere wereld te kunnen nalaten voor mensen die niet zijn zoals ik. Maar als je als lid van een minderheid of minder machtige groep heel goed weet wat het is om enkel beoordeeld te worden op hoe je geboren bent of hoe je eruit ziet of hoe je je kleedt, waarom dan andere mensen kwetsen op dezelfde manier? Ook al is die kwetsuur maar een grammetje van wat je soms zelf voelt. Het betekent niet dat het ok is om anderen ook te kwetsen. “Ik haat mannen.” Het blijft een uitspraak die ik moeilijk vind om te verteren.

Voetnoot 1: Harmanges boek was een perifere publicatie met een oplage van 400 exemplaren tot die werd opgepikt door het Franse ministerie voor gelijkheid en werd afgebrand als mannenhatend. De controverse deed de rest.

Voetnoot 2: ‘Biopolitiek’ is een begrip ontwikkeld door de Franse filosoof Michel Foucault, die erg pessimistisch stelde dat zelfs als je een bepaalde maatschappij probeert te veranderen, je toch onvermijdelijk wordt waar je tegen vecht precies omdat je in die wereld grootgebracht bent.

zaterdag 3 oktober 2020

Een fragment uit 'Fragmentariërs'

De officiële lancering van ‘Fragmentariërs’ laat nog eventjes op zich wachten, maar je kan het boek nu al kopen (op Boekjeswebshop en Bol). ‘Fragmentariërs’ is een knotsgekke roman met plezier voor het hele gezin, als je gezin tenminste hopeloos verslingerd is aan nutteloze filosofie, linkse politiek, drank en seks. Op Boekjeswebshop kan je zowel de paperback als de e-book bestellen, op Bol enkel de paperback. 

Hier heb je alvast een voorsmaakje. 

 

De regen tikt gezapig tegen de zwarte koepel boven m'n hoofd, die me tevens de helft van het gezichtsveld ontneemt, dus hou ik goed het trottoir in de gaten om tijdig andere voetenparen mijn richting uit te zien komen. Er zijn niet veel mensen op straat en de wind rukt onaangenaam nijdig aan de steel van de paraplu. Waar zijn die laatste warme dagen van de oneindige nazomer van het vorige weekend naartoe? Ik ben onderweg naar één van de lokale supermarktjes voor het dagelijks brood.

Als ik probeer te laveren tussen twee aan een verkeersbord vastgemaakte fietsen en een voorgevel, kom ik vast te zitten achter een traag bewegende, oude man met serieus wat spek op overschot. Hij beweegt loom en ongecoördineerd. Waarom beseffen sommige mensen niet wat voor ruimte ze innemen in het publiek? Ik koester dezelfde ergernis tegenover mensen die bij het betreden van een drukke trein pal voor je neus blijven stil staan, rondkijken, dan hun rugzak af zetten en dan pas gaan zitten, in plaats van de rugzak eerst af te zetten, vooruit te schuiven en in één beweging te gaan zitten. Sommige vrienden vinden die efficiëntie-ergernissen met het dagelijks leven van me amusant, sommigen vinden me een mopperkut. Ik vind vooral dat ik gelijk heb.

Ik ga naar de Delhaize, hoewel de Spar enkele meters dichter gevestigd is bij m’n appartement. De Delhaize is kleiner maar goedkoper en het personeel is er pakken vriendelijker. Bovendien heb je er een self-kassa en hoef je niet om sterke drank te vragen aan de kassabedienden, die in de Spar in twee varianten lijken te komen: nukkig of luid. Enkel hun werkstudenten ontsnappen aan dat paradigma, maar die blijven er nooit lang. Zo werd ik ‘ns door een cassière in de Spar met een scheef oog aangekeken toen ik sigaretten vroeg.

“Beetje verslaafd, ja?”

“Tja, eigenlijk wel.”

Wat moet je anders zeggen.

“Ja, iedereen heeft zijn verslavingen hé. Weet je waar ik aan verslaafd ben?”

Ze was een behoorlijk volumineuze vrouw dus ik had iets als “snoep” verwacht.

“Nee.”

“Bananen! Onlangs heb ik er veel te veel gegeten in één keer. Geen aanrader.”

“Dat kan ik me voorstellen.”

“Echt, nooit doen. Ik was daar niet goed van.”

Ik knikte en grijnsde een versteende grijns terwijl de andere klanten hard deden alsof ze op dat ogenblik op Mars waren. Een andere keer slaagde ik erin een kassierster onbedoeld te schofferen toen ik een slecht humeur had. Ik wilde vodka. De kassierster in kwestie kwam altijd zeer ernstig over, met een streng knotje in haar donkere haar en een gecrispeerde houding. Ze sprak ook steeds zeer keurig.

“Vodka? Bedoel je normale vodka?”

“Wat, heb je rare vodka ook misschien?”

Ze keek alsof ik haar zo net een klap in haar gezicht had gegeven en haalde woordeloos een fles witte Eristoff. Na die keer gunde ze me geen vriendelijk woord meer.

De meest irritante werkneemster in de Spar was een vrouw van middelbare leeftijd die elke zin riep en zich vrolijk uitdrukte per gemeenplaats. Onder andere had dat tot gevolg dat ze ‘ns een klant na me, die toevallig zwart was, in afschuwelijk Steenkolenengels aansprak alsof hij Zwarte Piet in hoogsteigen persoon was. De man liet het zich met een bedeesde glimlach welgevallen, met een uitdrukking die verried dat hij dit soort praktijken helaas gewoon was.

“And don’t steal anything hey!”

“Godverdomme,” dacht ik toen, “wat leven we in een kankerracistisch kutland als dit nog zonder commentaar kan passeren.”

Natuurlijk zei ik zelf ook niets, bezig als ik was met het inladen van frisdrank en erwtjes in blik in m’n plastic zak, om zo snel mogelijk te maken dat ik ‘m daar smeerde.

Nee, dan liever de Delhaize. Daar werkt onder andere een meisje dat Roman en ik de ‘Renaissance-chick’ noemen omdat we haar naam niet kennen, een roodharige Nederlandse met een bleek gezicht. Ze lijkt weggelopen lijkt een zinnelijk portret van één of andere Vlaamse of Hollandse meester. Ik doe altijd m’n best om niet met haar te proberen flirten, want ik kan me voorstellen dat cassières zich daar dood aan kunnen ergeren. Ze zitten daar ook enkel om geld te verdienen, niet omdat ze complimenten in ontvangst willen nemen van gerateerde dichters.

Er zijn mensen die houden van supermarkten. Jelka is dol op de Albert Heijn. Inna vond het geweldig om in vreemde landen supermarkten te verkennen. Voor mij zijn het plaatsen waar ik zo snel mogelijk binnen en buiten wil en er hoogstens kan doen aan interessante observaties maken over de menselijke natuur, die zelden verheffend uitvallen.

Het is rustig in de Delhaize. Ik snij op het gemak een volgranenbrood en snuister vervolgens rond bij het vlees om te besluiten dat ik zin heb in spek. Met berusting laad ik een fles vodka in m’n mandje, maar geen chips of nootjes. Ik krijg al genoeg zout binnen. Onderhand zouden wetsdokters, als ik morgen plots dood zou vallen, in m’n nieren al een bescheiden zoutmijn kunnen beginnen exploiteren.

Zijn supermarkten echt de dood geworden van de lokale kleine handelaar? Mijn moeder, toen die nog een bloemenwinkel openhield, kloeg daar in elk geval over en ging bewust gaan winkelen bij de slager, de kruidenier en godbetert de verf-, tapis plein- en schrijfgeriefwinkel. In deze buurt zie ik alleszins nog veel detailhandelaars, met onder andere een slager die elk jaar deftiger en meer hogere middenklasse lijkt te worden, drie bakkers, een krantenwinkel waar je koffie kan drinken, een boekenwinkel en een stuk of wat andere middenstanders die niets minder dan m’n sympathie verdienen, maar die helaas wel niet zo vaak m’n centen over hun toog zien rollen.

Een cliché onder marketingmensen is dat klanten tegenwoordig betalen voor een ervaring in plaats van een product, maar dat lijkt me praat voor wie het zich kan veroorloven. Ik betaal in de eerste plaats nog altijd voor producten. Was de Spar ondanks zijn onbetamelijke cassières goedkoper, ging ik er ook vaker. Intussen is in het winkelmandje ook (magere) boter en (magere) hesp verschenen, samen met een doos eieren die bij hoog en bij laag volhoudt dat er producten in zitten van kippen “met vrije uitloop”. Gaan klanten dat ooit persoonlijk gaan controleren bij die kippenboeren? Ik twijfel aan het waarheidsgehalte van al die groene en ecologische labels, maar ik laat me er tezelfdertijd toch door ringeloren. Dat is de existentiële tweespalt van de moderne consument die wel het goede wil doen, zolang het weer niet te veel moeite kost. Zo ben ik ook niet blind voor het lijden dat dieren moeten doorstaan in de route die ze afleggen naar mijn braadpan, maar ik heb er nog niet minder vlees door gegeten. Het maakt me deel van het probleem, dat besef ik.

De self-kassa’s zijn dicht omdat er te weinig klanten in de winkel zijn. De Renaissance-chick staat achter haar kassa. Terwijl ik m’n producten op de band laat wegrollen en zij die plichtsgetrouw inscant, sta ik er bij stil dat ze nu al minstens drie jaar in Gent woont, en nog altijd dat Nederlandse accent heeft. Verliezen Nederlanders dat ooit, of blijven ze kleven op het niveau van een Jan Boskamp, die in alles een eeuwig expanderende, stereotype ‘Hollander’ gebleven is, maar z’n taal af en toe doorspekt met belgicismen of raar uitgesproken woorden?

“Graag sigaretten, ook.”

Het Renaissance-meisje glimlacht professioneel en zet met een knop de tabaksschatkamer open, die aan de muur bevestigd is. De Gauloises liggen onderaan, zoals gewoonlijk.

“Dat is dan €36,84,” zegt ze nadat ze als laatste item m’n pakje ingescand heeft en de schatkamer weer op slot gaat. Ik heb m’n kaart al in de aanslag en betaal daarmee zonder veel poespas. Achter mij voel ik al de schaduw van fort van een kerel in een werkmansplunje, met stof in z’n haar en met grote, ruwe handen. Hij spreekt met een plat Gents accent en dat mag ik graag horen in tijden waarin veel mensen van Antwerpen en Brabant denken dat Gentenaars de naam van hun eigen stad als “Hent” uitspreken. Dat komt door de zwermen West-Vlamingen die zich hier al twee decennia lang aan het vestigen zijn. Niet dat ik dat die mensen kwalijk neem. Ik kan me voorstellen dat de vooruitzichten van wonen in Kortrijk, dat al een miljoen jaar door de tsjeven geregeerd wordt, of wonen in Bruges-la-Morte weinig ondernemende, hippe jonge mensen aanspreekt.

“Nee, niet nodig,” zeg ik als het meisje me m’n kasticket wil overhandigen. Opnieuw glimlacht ze en wenst ze me in haar schattige Nederlands-Nederlands een prettige dag. Ik kan het niet laten van breed terug te glimlachen en ga de winkel uit met m’n stevige tas vol eten en drinken.

 

Ik steek over en passeer de plaats waar Jelka werkt, een kantoor dat zich specialiseert in het uitzenden van jonge mensen om fondsen te werven voor ngo’s. Ik zie haar door het venster zitten met haar rug naar me. Ze is aan het telefoneren, dus ik wandel verder.

Stevig snuif ik de lucht op en ik merk een erg lichte geur van zand en zee. Het doet me zin krijgen om m’n auto in te stappen en naar de kust te rijden. Ik mag dan wel door en door een Gentenaar zijn, met de R om het te bewijzen, maar de kust stal m’n hart al toen ik kind was, vooral in de winter en de herfst, als er weinig mensen waren, de tearooms slechts het terrein van welgestelde bejaarden, en de zee zelf nog grijzer en vager was dan anders. In de verte kan je dan regenbuien zien aankomen vanuit Engeland of verder en zwalpen lelijke boten en ferry’s rond aan de einder. Mensen in onmodieuze regenjassen laten er hun honden uit en er raakt overal zand in. Daar hou ik van.

Eén van m’n vroegste herinneringen gaat terug naar de zee, overigens. Ik moet toen een jaar of drie geweest zijn, en een tante van me staat aan de overkant van een plas die overgebleven was waar het water zich bij eb had teruggetrokken, wijdbeens en met open armen klaar om me op te vangen als ik door dat ondiepe water durf te rennen. Dat durf ik. Zij heeft er meer pret in dan ik, want ik weet dat dat water helemaal niet diep is en dat ik er ook niet bang van hoef te zijn.

Een andere herinnering is dat ik met de grootouders langs moederszijde verbleef in een appartement aan de zeedijk van Oostduinkerke en dat ik ’s nachts niet kon slapen. Door m’n smalle venster zag ik toen de zee zoals ik ze nog nooit had gezien. Het was stormtij, en het water stond angstaanjagend zwart, wild en dicht. Toch wist ik dat ik niet bang hoefde te zijn. Dat is merkwaardig voor een jongen die van veel dingen bang was.

Diezelfde vakantie ging m’n grootmoeder zo’n go-kart met een stok aan huren om me te kunnen vasthouden terwijl ik vruchteloos pedaalde op de plastieken trappertjes. Om de een of andere reden rukte de go-kart zich plots los van haar greep, en denderde ik gierend van de pret een heuvel af, recht een druk kruispunt op, langs schreeuwende mensen en toeterende auto’s heen. Ik kwam een straat verder tot stilstand, achtervolgd door m’n grootmoeder die in totale paniek was. Ze trakteerde me nadien een ijsje met aardbeiensmaak (de eerste keer dat ik dat proefde) op voorwaarde dat ik het incident niet zou vermelden tegen m’n moeder (alsof ik dat ooit van plan geweest was). Dat verhaal biechtte ik pas op aan de moeder op de uitvaart van m’n grootmoeder.

Later kwam ik aan de zee om gefaalde relaties te vergeten. Toen ik 18 was en ik net Sun Hee gedumpt had, maakte ik in een appartement met vrienden volledig live 9/11 mee, terwijl we lange avonden spendeerden aan Risk spelen, speculeren over wat Amerika zou doen en wat wij zelf zouden doen indien Osama bin Laden in hoogsteigen persoon zou opduiken op het balkon van het appartement. Het jaar nadien was ik er om Fien te proberen vergeten, en drie jaar daarna trachtte ik er een touw aan vast te knopen waarom Jade mij de wacht had aangezegd. Toch waren het er goede tijden geweest, met warm gekoesterde vrienden als Joeri, Andreas en Steven.

De zee had niet enkel gediend om oude liefdes in te verzuipen terwijl ik alleen zat in de duinen en uitkeek over de veranderlijk-onveranderlijke golven en wolken. Ze had even goed gediend om liefde te consumeren. Ik had er de eerste keer seks met Jade, bracht er een onstuimig weekend door met Natasja voor haar verjaardag, en later, toen m’n ouders een vakantiehuisje hadden in De Haan, had ik er zowel Inna als Jelka mee naartoe genomen. Dat huisje hebben m’n ouders nu verkocht, wat weer een periode afsluit.

Ik ben aan de verkeerslichten aangekomen en moet het trottoir slechts delen met twee druk taterende studentes, de ene lang en mager, de andere vol en klein. Gele fietsen en auto’s glijden langs en een bus stopt aan de overkant met een zucht om een hoop oudere mensen op te laden. Het is opgehouden met regenen, maar de straten baden nog altijd in de donkerder inkleuring van het water, dat zijn reflectie vindt in laag hangende wolken. Het waait even hard als daarnet.

 

Ik kraak de eerste sigaret van het nieuwe pakje voor de ingang van het appartementsgebouw, beschut tegen de regen, met de boodschappentas naast me. Ik sta hier graag. Het verbaast passanten soms dat hier iemand staat in deze uitsparing, maar ik laat dat niet aan m’n hart komen. Het is bovendien niet dat ik er bijzonder sinister of dakloos uitzie.

Er rijdt een auto voorbij waar luid Hallelujah in de versie van Jeff Buckley uit weerklinkt. Eén van de zijramen staat een beetje open, en aan het stuur van die auto zit een jonge man met een baard. Het is opmerkelijk om hier dit nummer zo luid te horen, want wie luide muziek speelt in de auto, lijkt meestal een adept te zijn van loeiharde dansmuziek, geautotunede pop uit de Arabische wereld of boze Franse hip-hop. Ik staar de Hallelujah-wagen na en schud onwillekeurig traag het hoofd. Ik heb nooit van dat nummer gehouden, niet omdat het geen goed nummer is, maar omdat ik het associeer met elitaire rockisten die één à twee keer per jaar naar dat nummer luisteren en het steevast de Tijdloze van Studio Brussel in stemmen. Die Tijdloze zijn een pretentieuze lijst waarin over generatiekloven heen vooral de dampen worden ingeademd van blanke mannenrock uit de jaren ’70, ’80 en ’90. Het is een reactionaire parade van zoons en dochters die er het sjibbolet mee uitdrukken dat ze de middenklasse-platenkast van hun ouders netjes beluisterd hebben. To wit: in die befaamde Tijdloze staan bijna geen elektronische nummers, een beperkt aanbod aan metal, geen reggae, geen hip-hop, en dan hebben we het nog maar enkel over popmuziek van na 1970.

Het ergste van dat alles is dat Studio Brussel nog mag gelden als één van de meest ruimdenkende muziekzenders, ook al duurde het meer dan een decennium tegen dat ze niet zo neerbuigend meer deden over alles waar geen gitaren in te bespeuren waren. Die attitude werd voor mij altijd gereflecteerd in de kleren, uitspraken en gedragingen van schoolgenoten uit de betere middenklasse die met een vanzelfsprekend aplomb meenden te weten wat cultuur was, en kritiekloos een zogenaamd kritische houding overnamen tegen wat ze zagen als een massacultuur vol dommekloten die enkel geïnteresseerd waren in merkkledij en opgedreven brommers. Ze waren zelf geen ongekamd haar beter. En ik was bitter.

Ik moet lachen met mezelf. De Hallelujah-hipster is al lang weg, maar het lijkt alsof ik naast hem in de auto plaatsgenomen heb om m’n gram te halen op een vakjesmentaliteit die, als ik eerlijk ben, steeds minder bestaat. De Tijdloze is er een gefossileerd reservaat van, dat wel, maar tegenwoordig luisteren jonge mensen naar zowat alles zonder dat ze zich opsluiten binnen één genre of één subcultuur. Laurent Garnier deed monocultuur-muziekliefhebbers indertijd af als “masturbatoir”, en hij had gelijk.

M’n sigarettenstompje belandt onder de hiel van m’n laars en ik ga naar binnen. In het postvak zit reclame en een brief voor Natasja, die dringend eens haar adres moet laten wijzigen zodat ik die enorme pakken reclame van de Colruyt niet meer uit de bus moet vissen.

zaterdag 26 september 2020

Fragmentariërs: officieel uit op 30/10, hier al te koop

Op 30 oktober 2020 komt officieel ‘Fragmentariërs’ uit, mijn eerste gepubliceerde roman.

Hieronder volgt een Q&A met een ingebeelde vragensteller over het genre, personages, tekstlengte,  the why, the who, what, when, the where and the how, 'til I'm grabbing my hair and I'm tearin' it out. O ja, en er staat een voorwoord in van Lectrr, Cartoonist des Vaderlands.

“Hou je bek en pak mijn geld aan, ik wil het boek kopen!

Paperback: €24, met €4 verzendkosten (al verrekend in de aankoop op de shop)
E-book: €14 (compatibel met Adobe, Apple, Google, PocketBook Rakuten Kobo e.a.)

“Waarover gaat ‘Fragmentariërs’?”

Een zeer voor de hand liggende maar ook zeer vervelende vraag. ‘Ulysses’ omvat bijvoorbeeld één dag in het leven van twee intellectuelen in Dublin en ‘De kroeg’ is een oplijsting van miserie in de Parijse arbeidersklasse ten tijde van le Second Empire. De plot is niet de ster van het boek, maar dus ter info: ‘Fragmentariërs’ strekt zich uit over een allerlaatste week van de nazomer van 2014. Het hoofdpersonage gaat werken, denkt na, discussieert met vrienden en ziet zijn relatie hem stilletjes ontglippen.

“Leg eens de cover uit.”

De cover verwijst naar het defragmentatie-programma voor harde schijven dat onderdeel was van het besturingssysteem MS-DOS, in computertermen al bijna even oud als de wetteksten van Hammoerabi. De illustrator die de cover heeft gemaakt is Katrien Brijs. Je kan haar inhuren.

“Hoe is het boek opgevat?”

Elk hoofdstuk omvat één dag. De hoofdstukken zijn oplopend geschreven: in de maandag wordt voor elk onderdeel van de dag (ochtend, middag, namiddag, avond en laatavond) 1.000 woorden uitgetrokken, bij de dinsdag zijn dat 2.000 woorden per segment en de zondag 7.000 woorden per dagfase. Segmenten beginnen en eindigen midden in een zin of een woord, behalve de zondag. In elk hoofdstuk duikt er ook één of andere verloren liefde op en een rist zintuiglijke indrukken.

“Welk genre heeft het boek?”

Je zou het een soort verhoogd realisme kunnen noemen, schatplichtig aan het modernisme maar voor de rest – uiteraard – volledig in mijn eigen stijl. Die stijl valt het meeste te vergelijken met de columns en bespiegelingen die ik al sinds 2002 pen, te beginnen op de site van Lectrr, die ik om die reden ook gelukkig wist te strikken om een voorwoord te schrijven. Ik heb gehoord dat Theo Francken het boek daarom al preventief wil verbranden nog voor het uit is, want dun genoeg om lijnen coke mee te scheiden is het ook al niet.

“Waar kan ik het boek kopen?”


Op boekjeswebshop.nl en op bol.com. Boek- en andere handelaars kunnen het boek ook bestellen via mij - ISBN9789464078190), maar je kan als eindklant ook rechtstreeks bij mij kopen (maakt geen verschil voor de prijs tenzij je het zelf komt ophalen in Gent). Het boek is beschikbaar in een gedrukte versie en in EPUB-formaat voor e-readers (behalve Amazon Kindle). De e-readerversie is natuurlijk goedkoper. Mocht je een literair criticus zijn, geef me een seintje en ik stuur je een gratis exemplaar op.

“Maar wacht… het komt dus niet van een gevestigde uitgever? Is het dan wel de moeite?”

Is elk boek dat verschijnt bij een gevestigde uitgever per definitie goed? Ik begrijp de scepsis, want onder zelfpublicatie vallen natuurlijk ook veel mensen met waanvoorstellingen over hun eigen talent, maar je moet er maar mijn woord voor aannemen. Aangezien ik al 14 jaar mijn brood verdien met schrijven, zal dat wel voor iets tellen.

“Was jij niet aan het werken aan een sf-cyclus?”


Ja. Tenzij ik sterf aan Covid-19 of stik in een Gents neuzeke is het de bedoeling dat ik daarmee uitkom in ten laatste 2023, maar aangezien dit een reeks is van zes boeken en er ook nog wat voorbereidend werk aan is qua illustraties en ik ook bezig ben met vertalingen maken, zal dit nog even duren. Plus, één losstaand boek uitgeven is minder kostelijk dan een reeks van zes.

“Is er een lanceerevenement waar ik goedkope schuimwijn kan komen drinken en toastjes eten?”

Ja (waarschijnlijk). Ik ga daar heel binnenkort meer over weten.

“Ik vind je boek nu al ongelooflijk kut en pretentieus enz.”

Jammer.

“Hoe veel kost het? Ga ik niet betalen voor wat geldklopperij?”

De hardcopy is €28 (verzending inbegrepen) en de e-readerversie €14. De kans is groot dat ik er zelf eerder verlies dan winst op zal maken, aangezien ik zo’n 50 exemplaren in hardcopy zal moeten verkopen om uit de kosten te raken. Mijn prijzen zijn dus niet zo anders als boeken die via een gevestigde uitgever de lezer bereiken, en bovendien steun je me op die manier ook rechtstreeks. Je kan natuurlijk ook wachten op een ramsj, maar tegen dan ben ik misschien al dood.

Bovendien nog dit: al 15 jaar bied ik via mijn website en/of blogs talloze teksten, bundels en dies meer gratis aan (of voor een vrije bijdrage, waar ik tot hier toe in totaal €0 voor ontvangen heb). Door mijn boek te kopen, steun je niet zomaar een beunhaas maar een schrijver die zijn vak serieus neemt en tegelijk ook al heel erg gul is geweest.

maandag 29 juni 2020

Mijn identiteit is niet te koop

In tijden waar identitaire politiek hoogtij viert overal in het Westen, krijgen witte antiracisten of anti-nationalisten er dikwijls van langs ter rechterzijde. We zouden onze eigen identiteit verloochenen, ontkennen of afwijzen ten voordele van een naïef soort wereldburgerschap. In minder fijnbesnaarde milieus heet dat simpelweg volksverraad. Welnu: niets is verder van de waarheid. Als we al te maken hebben met volksverlakkerij, komt die wel het meeste van zij die zich het meest theatraal wentelen in de Vlaamse leeuw.

Ik wil eerst even een ommetje maken langs de recente geschiedenis. Mijn overgrootvader vocht vier jaar aan het front in Wereldoorlog I en keerde terug als flamingant. Aan beide zijden van de familie leefde het Vlaams-nationalisme als ontvoogdingsstrijd tegen de Franstalige elite (die overigens vooral uit verfranste Vlamingen bestond, niet uit Walen, maar dit terzijde).

Die strijd werd niet zonder slag of stoot gewonnen en heeft vandaag nog echo’s die onze Franstalige landgenoten soms niet begrijpen. Ze vinden het bijvoorbeeld absurd dat Vlaamse gemeentes in de rand van Brussel met een Franstalige meerderheid toch verplicht Nederlands moeten hanteren, in strijd met de principes van de Verenigde Naties. Ze vergeten daarbij dat ze zelf vragende partij waren om de taalgrens zo te organiseren in 1962 uit schrik voor Vlaamse meerderheden in sommige plekken in Wallonië.

Elke identiteit is artificieel, ook de Vlaamse

En natuurlijk hangt nationalisme samen met mythevorming. Vlaanderen is een even artificieel begrip als België. Elk argument dat de Vlaamse identiteit van tafel wil vegen of omgekeerd is ook van toepassing op de Belgische. Duitsland is een even kunstmatige constructie als België en is zelfs jonger als natiestaat. Regionale identiteiten bestaan er naast de dak-identiteit. Niemand ervaart dat als problematisch.

Dat links geen connectie meer heeft met het Vlaams-nationalisme is niet omdat het leeft in een postmoderne bubbel waarin identiteit geen rol meer speelt maar omdat dat verhaal het speelterrein is geworden van een rechts-conservatieve mythevorming. Een mythevorming die zich blijft wentelen in de restanten van het slachtofferschap (wat ze ironisch genoeg juist verwijt aan de nieuwe Belgen!) en incapabel lijkt om komaf te maken met de demonen van de collaboratie.

Nationalisme zonder vreugde

En welk type nationalisme promoten zij? Ik heb ten eerste al een enorm probleem met de vanzelfsprekendheid waarmee veel N-VA’ers en Vlaams Belangers telkens opnieuw spreken voor ‘de’ Vlaming. Die bestaat niet. En ik kan me al helemaal niet vinden in hun vreugdeloze, rancuneuze vorm van nationalisme.

Wie wordt er warm vanbinnen van die bittere, boze lui die eigenlijk alles lijken te hebben wat hun hart begeert maar bij de minste zucht wind hevig huilend tegen de vlakte gaan? Om nog maar te zwijgen van de lichtshow die dat nationalisme vaak is om af te leiden van beleidsdaden die op maat gemaakt zijn van rijke vastgoedmakelaars en hun vrienden. "Patriottisme is het laatste toevluchtsoord van de schurk," zei Samuel Johnson.

Gehoorzaam en verengelst

Vlaams-nationalisten doen ook niets aan de verengelsing van het hoger onderwijs, integendeel. Ik zeg niet niet als één of andere geborneerde anglofoob - ik heb een Master in Engels. En dat “de Vlaamse cultuur beschermen” een vijgenblad is, is overigens meer dan ooit duidelijk sinds Vlaams minister-president Jan Jambon met een enorme sloopmachine door het cultuurlandschap trekt en de N-VA al jaren probeert om een onafhankelijk journalistiek medium als Apache juridisch kapot te pesten.

Dan heb ik het nog niet over de Vlaams-nationalisten online, bij wie sneren, schelden, bedreigen en complottheorieën schering en inslag zijn. Beleefdheid is enkel belangrijk als er iemand een tomaat gooit naar Jambon. Er kan dus blijkbaar maar één “goede Vlaming” bestaan: gehoorzaam. Wat is het verschil nog met hoe de Franstalige elite wilde dat we waren in de 19de eeuw? Vervang Frans door Nederlands en de almachtige Kerk door de almachtige haute finance en dat lijkt het zowat te zijn.

Grieven in een leeuwenvlag

Laten we elkaar trouwens ook geen Liesbeth noemen. Onderzoek na onderzoek wijst uit dat zelfs een meerderheid van de N-VA- en Vlaams Belang-kiezers geen onafhankelijk Vlaanderen wil. Al meer dan 30 jaar misbruikt het Vlaams Belang “de Vlaming” om een agenda te promoten van xenofobie en racisme. Geen enkel kiespubliek wordt zo gepamperd, onderzocht en bevraagd en nog klaagt het steeds “niet gehoord” te worden. Op verkiezingsavonden gaat het “signaal van de kiezer” ook steevast over één type kiezer. Zowel Vlaams Belang als N-VA scoren met stoere uitspraken op de kap van nieuwe Belgen, Walen, werklozen en migranten en wikkelen die in een leeuwenvlagje.

#BlackLivesMatter schoot in België nog maar uit te startblokken en enkele dagen later mocht alweer een schare aan witte opiniemakers uitgebreid haar grieven erover uitstorten op de nationale televisie. Van zelfkritiek of zelfonderzoek is nauwelijks sprake. Het zou onder meer ‘polariserend’ zijn om stelling in te nemen tegen racisme. Hoe ver heen moet je zijn om antiracisme te zien als een gezouten statement? Ik zie overigens maar één groep die ‘polariseert’, en dat is de groep die asielcentra in brand steekt, voor honderden ‘grappen’ over de Holocaust beloond wordt met een zitje in het parlement en in online krantencommentaren oproept om moslims te lynchen of in gaskamers te duwen.

Een sterkere rug

Als “de Vlaming” al miskend wordt, dan is het wel die groep waar ik deel van uitmaak. Ik wijs mijn identiteit niet af (hoe zou dat zelfs kunnen), maar ik pas voor de cynische toe-eigening ervan als excuus voor uitsluiting, minachting en handjeklap met de superrijken van ons land.

De Vlamingen waar ik bij hoor willen kijken met zin voor kritiek naar het eigen volk, met openheid naar de wereld en hebben een volwassen identiteitsbesef met een stevige ruggengraat. En die identiteit is niet te koop voor racistische volksmenners of het kapitaal. Als er iets is wat ik leerde uit mijn familiegeschiedenis, dan is het dat.

zaterdag 23 mei 2020

Rolstoelquota

Quota - een lastige discussie. Tegenstanders, zelfs mensen die het in principe goed menen met iedereen, vinden dat quota voor vrouwen en minderheden in machtsposities geen goed idee zijn omdat ze (1) kunnen leiden tot de indruk dat die mensen louter voor hun genitalia, huidskleur of seksuele oriëntatie ergens zullen geparachuteerd worden of (2) dat ze kunnen leiden tot ressentiment bij groepen die géén extra zetje krijgen.

Ressentiment
 
Het tweede argument is ergens nog te begrijpen en inderdaad is een kritiek die bijvoorbeeld sommige LGBT+-activisten. Zogenaamde 'bi-erasure' is een ding en ook trans-exclusionaire radicale feministen (TERFS) zijn binnen de gemeenschap die strijdt voor seksuele gelijkwaardigheid een groot probleem. Ook hebben gekleurde feministen soms terechte kritiek dat het bepaalde witte feministen enkel te doen is om raden van bestuur, managementfuncties en micro-agressies, terwijl bijvoorbeeld zwarte vrouwen of moslima's evident ook andere ervaringen hebben.

Sommige tegenstanders zijn natuurlijk te kwader trouw en beginnen dan onzinnige argumenten te lanceren als "ja, waarom dan geen nazi als schooldirecteur?" of "laten we een persoon met een verstandelijke beperking minister maken!". Los van de voor de hand liggende grap die je over de tweede opmerking kan maken, spelen kwalificaties nog altijd een rol. Iemand met een IQ van 60 lijkt me niet in staat een intellectueel belastende leidinggevende functie uit te voeren, net zo min als je zou vragen aan een zwaarlijvige man van 65 om in de eerste ploeg van Anderlecht te komen spelen. Het nazi-argument is meer perfide, want je wordt niet als nazi geboren. Je kiest ervoor om er één te zijn.

Token minority report

Terug naar het 'token minority'-argument dan. Dat is nogal raar. Als je gelooft dat panels, bestuursraden, intellectuelen en professoren die vandaag voor ruim 80% mannelijk en wit zijn, daar louter om hun kwalificaties zitten, dan zeg je impliciet dat mannen superieur zijn. Als je dat niet gelooft, dan moet je wel tot de conclusie komen dat mannen als groep bepaalde sociale voordelen genieten, of anders gezegd, dat iedereen die geen (witte, heteroseksuele) man is, af te rekenen heeft met sociale vooroordelen die doorstroming naar belangrijke posities verhindert.

Die vooroordelen zijn vaak onzichtbaar voor wie ze niet wil zien of als normaal beschouwt. Meer nog, ze zitten zo ingebakken in het sociale weefsel dat leden van minder machtige groepen sneller zullen twijfelen aan hun eigen kwalificaties. Er zijn voorbeelden legio van goedbedoelde programmamakers die vrouwen opbelden om in een panel te komen zitten maar dat die vrouwen weigerden omdat ze vonden dat ze niet genoeg expertise bezaten. Terwijl diezelfde panels vollopen met mannen die 0 expertise bezitten over het onderwerp waarover gepraat wordt, zoals kerkjuristen die een boompje komen opzetten over belastingen of wijnboeren die paginabreed in de krant komen om te lullen over armoede.

Harteloos

Vergelijk het hiermee: de laatste decennia is er vaker aandacht voor de toegankelijkheid van de publieke ruimte voor rolstoelgebruikers. Geen weldenkend persoon zou vinden dat "die rolstoelgebruikers maar moeten leren om de trap te gebruiken om naar een bibliotheek te gaan" of dat ze "met rolstoel en al maar op een tram moeten leren springen". Toch is het anti-quota-argument een variant van precies hetzelfde harteloze argument.

Er is uiteraard een verschil. In een maatschappij waar sociale gelijkheid zou bestaan en vooroordelen geen financiële, lichamelijke en psychische gevolgen zouden hebben, zouden quota niet nodig zijn, terwijl rolstoelgebruikers altijd hulpmiddelen nodig zullen hebben om dezelfde toegankelijkheid te krijgen als mensen die zich kunnen voortbewegen zonder die hulp. Maar we leven niet in zo'n maatschappij. Wie dat ontkent is ziende blind of heeft er nog nooit bij stilgestaan.

zaterdag 16 mei 2020

Een historisch trio

Op 15 mei begon sympathieke Twitteraar en blogger JJ Verhels aan een poll om een top 100 van historische figuren te verzamelen, zeg maar een Tijdloze voor geschiedenisnerds. Ik was direct enthousiast over het project en begon na te denken over welke top drie ik zou intsturen, maar ik stuitte direct al op een aantal serieuze problemen omdat de criteria bewust breed werden gehouden. Vandaar deze tekst, deels om mijn eigen redenering uit te schrijven, deels om misschien anderen te kunnen helpen met mijn bescheiden lantaarntje.

De influencers van hun tijd

Wie historisch zegt, zegt invloedrijk. Toch zijn bepaalde belangrijke historische figuren in de annalen van de geschiedenis compleet vergeten, zoals de uitvinder van het wiel of de eerste boer. Bovendien betekent ook nog niet omdat je de eerste met iets was, dat je daarom invloed had. In een alternatief universum had het Griekse antikythera-mechanisme misschien kunnen leiden tot de uitvinding van een primitieve computer, maar dat gebeurde niet omdat de uitvinding niet massaal overgenomen werd. De vikings waren de eerste Europeanen die landden in Amerika, maar hun aanwezigheid daar had geen blijvende gevolgen en ze vergaten het zelfs zelf dat ze er ooit geweest waren.

Het onrecht van de geschiedschrijving

Dat brengt ons naadloos bij het tweede probleem. Geschiedenis wordt niet alleen geschreven door de winnaars, maar de periode waarin iets opgeschreven wordt, is meestal ook een belangrijk richtsnoer. Aangezien bijna alle geletterde beschavingen ter wereld patriarchale samenlevingen waren (en zijn) en geletterdheid duizenden jaren lang het voorrecht was van mensen met tijd (dus rijkdom, of mensen met een rijke mecenas) zijn ontzettend veel vrouwen en gewone mensen simpelweg gewist uit het archief. Wie weet was de uitvinder van het wiel wel een vrouw. We zullen het nooit weten. Dus als je kijkt vanaf het moment dat mensen dingen begonnen opschrijven tot nu, dan ga je bijna automatisch uitkomen op een lijstje van bezitters van een piemel.

Invloed is een neutraal gegeven

In zijn blogtekst geeft JJ Verhels zelf al aan dat "historisch" niet gelijk staat aan "goed". In de 20ste en 21ste eeuw alleen al kan je figuren opsommen als Adolf Hitler, Stalin, Mao en Osama bin Laden die ontegenzeggelijk enorm invloedrijk zijn geweest, maar die je niet bepaald zou vragen om het land te leiden. Je kan ook argumenteren dat historische figuren die we doorgaans door een bril bekijken van spannende verhalen ook in dat lijstje thuishoren, zoals Alexander de Grote, Qin Shi Huang of Columbus.

Hoe meet je invloed?

Alexander de Grote is een goed voorbeeld. Hij creëerde een wereldrijk voor hij 30 was en stierf op zijn 33ste. Zijn rijk stortte snel daarna in elkaar maar de invloed van de Griekse beschaving op het Midden-Oosten bleef nog vele eeuwen doorwerken en Alexanders naam zelf bleef bewaard in de annalen van Rome tot de Indus. Maar moet je dan ook plaats inruimen voor zijn vader, Philippus? Zonder de vader immers niet de zoon. Maar zo kan je blijven doorgaan tot je uitkomt bij de eerste eencellige levensvorm, die noodzakelijkerwijs de grootste doorwerkende invloed heeft gehad van de hele wereld, maar individueel geen bouwwerken heeft nagelaten, wetten heeft opgesteld of uitvindingen heeft gedaan. Het is dus best om ons te beperken tot de acties van het individu zelf en wat er daarna mee gebeurde.

De witte bril

Als laatste aspect is er ook het eigen vooroordeel. Ik woon in België en mijn kijk op de geschiedenis is een westerse kijk. Weliswaar weet ik wellicht meer over de geschiedenis van andere delen van de wereld dan de gemiddelde Belg, maar die kennis is fragmentarisch en anekdotisch in vergelijking met mijn kennis van de westerse geschiedenis, die reikt van de Griekse stadstaten tot nu, zonder al te veel grote lacunes. De invloed inschatten van de Inca's, Musa Musa of Lao Tse vind ik dan ook erg moeilijk omdat mijn kennis over de context van die figuren al met al vrij beperkt is.

De top drie

Dus, met al die beperkingen en caveats in het achterhoofd, zou ik op dit moment deze drie figuren naar voren schuiven:

3. Genghis Khan. Volgens sommige studies stammen 0,5% van alle huidige levende mannen op de wereld af van de Mongoolse khan, of bijna 20 miljoen mannen, meer dan genoeg om een middelgroot land mee op te richten. Zijn dynastie leefde voort als de Yuan-dynastie in keizerlijk China en vormde mee de geschiedenis van Centraal-Azië, Rusland, Perzië en India. Tot op vandaag wordt Genghis Khan niet alleen door historici en militairen bestudeerd, maar zijn uniek politiek organisatietalent en zijn pragmatische, pluralistische aanpak in staatszaken vormen nog altijd een inspiratiebron voor CEO's en ambitieuze leiders. Zijn naam is wereldwijd gekend. Denken we aan een horde steppenruiters, dan denken we aan de khan. Hij leeft verder in popcultuur, van het Eurovisiesongfestival tot de comic Iron Man. Zijn naam is in een aantal talen synoniem voor "koning".
2. Homeros. Misschien heeft Homeros niet eens echt bestaan. We weten het niet. Maar zijn 'Ilias' en 'Odyssee' zijn de oerteksten van de westerse literatuur. Homeros was verplichte kost voor opgeleide Grieken en Romeinen en ook vandaag nog zijn zijn teksten het orgelpunt van de opleiding Grieks-Latijn. 'Homerisch gelach', een 'achillespees', een 'amazone', een 'paard van Troje', 'helmboswuivend', 'elektracomplex', een 'cycloop' - allemaal gaan die uiteindelijk terug op Homeros (ook al komt het paard van Troje bijvoorbeeld niet voor in de 'Ilias'). Alledaagse namen als Helena, Hector, Cassandra, de voetbalploeg Ajax, het meesterwerk 'Ulysses' van James Joyce of de 'Aeneïs' van Vergilius hadden allemaal niet bestaan zonder Homeros.
1. Jezus Christus. Eveneens daar gelaten of hij wel degelijk echt bestaan heeft, kan je er niet omheen: meer dan 30% van de wereldbevolking is (een soort van) christen. Zijn naam is overal ter wereld gekend en de bijbel is sinds de komst van de boekdrukkunst naar Europa steevast een bestseller geweest. Bovendien speelt Jezus zelfs een rol als profeet in die andere grote monotheïstische religie, islam, en heeft zijn leer van naastenliefde, soberheid en rechtvaardigheid miljoenen mensen geïnspireerd doorheen de geschiedenis. Net zo vaak is hem aanroepen de ultieme rechtvaardiging voor allerlei wreedheden, gaande van genocide tot homofobie, en lag hij mee aan de basis van het duistere enthousiasme waarmee westerse mogendheden eerst de Amerika's en later Afrika koloniseerden.