Over 'Onklare taal'

'Onklare taal' is de verzamelnaam van diverse tekstprojecten van mijn hand. Dit is de poëzieafdeling daarvan. Hier kan je zowel de laatste nieuwe gedichten als ook een selectie van oudere gedichten vinden. De weg een beetje kwijt? Deze link brengt je terug naar de homepage van 'Onklare taal'.

Overigens kan je hier gratis mijn poëziebundels downloaden in PDF-formaat: 'Epicentrum' (2012), 'Synaeresis' (2012), 'Subductie' (2013), 'Enceladus' (2015), 'Volterra' (2017), 'De snelheid van de duisternis' (2019) en 'Indiscrete wiskunde' (2021). Behalve 'Synaeresis', dat één verhalend gedicht is in twee delen, bevatten de anderen telkens een 30-tal geredigeerde en zorgvuldig geselecteerde gedichten, met duiding en een nieuwe indeling. In 2020 verscheen mijn debuutroman 'Fragmentariërs'. In 2023 bracht ik de opvolger 'Constellatie' uit.

donderdag 15 oktober 2015

Inktmoeheid

Het is geen geheim dat ik ooit graag eens een uitgever zou vinden en dat ik na al die jaren ploeteren, zwoegen, redigeren, schrappen en schrijven het resultaat - een resultaat - ervan zou kunnen vinden in een boekhandel. Los van het feit waarom dat tot hiertoe nog niet gelukt is, is er een ander probleem dat me hindert in deze queeste: ik heb een hekel aan zelfpromotie. Het is niet dat ik een boeddhistisch mager ego bezit of stiekem geloof dat wat ik schrijf, niet de moeite waard is om gelezen te worden. Het is dat hoe vaker ik anderen zichzelf zie promoten in deze race naar Een Naam, Een Aanwezigheid en Een Stuk Cake, ik omgekeerd evenredig de motivatie verlies om me te mengen in een circus van stemmen en aandachttrekkerij dat me zelfs zonder mijn eigen inbreng al bij voorbaat vermoeit. Want vermoeiend, dat is het. Begrijp me niet verkeerd. Voor veel mensen met een ambitie die gelijkaardig is aan de mijne, koester ik sympathie. Ik gun iedereen zijn of haar plek onder de zon. Ik retweet of ik like om bepaalde mensen te steunen of omdat ik hen oprecht succes toewens met hun projecten.

Maar soms wordt het me allemaal te veel. Al die projecten. Al die hemelbestorming. Al die goede zielen met een project of een zaak. Soms denk ik: laat me met rust. Laat me gewoon doen wat ik het allerliefste doe: schrijven, schrappen, redigeren. Kom eens iets van me lezen, als je wil. Maar dat gepromoot ben ik moe. Hoe veel pagina's per week word ik niet gevraagd om te liken? Wat zal ik er aan overhouden?

Ik kijk niet neer op marketing - ik verdien er zelfs mijn brood mee. Maar mezelf vermarkten is me eigenlijk al jaren een stap te ver. Ik ben geen product en ik hoef geen unique selling proposition. Maar hoe kan ik dan in godsnaam hopen op een doorbraak als ik me hier allemaal tegen afzet? Eerlijk, dat weet ik ook niet. Misschien ben ik stuitend naïef om te geloven, tegen beter weten in, dat als ik maar goed genoeg wroet en schrijf, dat een publiek uiteindelijk vanzelf zal volgen. Ik zoek namelijk ook zelf op wat me interesseert en grasduin graag door de links van m'n favoriete schrijvers, opinieerders en ander volk.

Eerlijk is eerlijk, er is ook heel veel ruis. Wat moet een mens met wenkbrauwverlagende sites als Newsmonkey of de zoveelste politieke stokebrand. Het is allemaal zo hitsig en aangeschoten. Hoe meer ik overspoeld word door teksten, hoe minder zin ik niet alleen krijg om m'n stem toe te voegen, maar ook het plezier van het schrijven wordt er door vergald. Wie zit er immers nog te wachten op een nieuwe opinie of een zoveelste verhaal? Waarbij kwaliteit soms ondergeschikt lijkt aan het loutere zeggen en de felheid het zo vaak haalt op de inhoud. Dit is geen subtiele steek naar iemand in het bijzonder, overigens. Ik ben niet te beroerd om man en paard te noemen als dat moet. Gisteren nog zat ik in verbazing toe te kijken hoe een artikel van twee schermlengtes op De Morgen al mag gelden als een "longread". Serieus?

De voorbije twee jaar heb ik telkens een maand vakantie genomen van sociale media. Maar het duivelse eraan is dat je dan momentum verliest. Volgers beginnen een beetje af te haken als er lang niets nieuws komt. Dit jaar koos ik ervoor om erg weinig op te treden. Wat zie je? Je wordt vanzelf ook minder gevraagd. Enerzijds ben ik er niet rouwig om dat ik niet langer op avonden sta waar het publiek enkel een beetje entertainment verwacht en de kwaliteit van de gemiddelde performance om bij in je broek te schijten is van schaamte, maar anderzijds ben ik ook weer potentiële lezers, vrienden en bondgenoten armer.

De tijden zijn voorbij dat je als schrijver of intellectueel in een tuinhuis kon kamperen, daar je werk schrijven en het dan indienen bij een tijdschrift of opsturen naar een uitgever. Ik weet niet hoe dat laatste vroeger liep, tussen haakjes, maar mijn ervaring met de demiurgen van de literaire wereld is tot hier toe grotendeels erg negatief. Botheid, zwijgen en loze beloftes zijn zo de norm dat een beleefde afwijzing al voelt als een overwinning. Ook dat draagt niet bij tot mijn motivatie om het beste werk te leveren dat ik kan leveren.

Wat staat er mij te doen? Niet schrijven is voor mij het Ondenkbare. Ik schreef al verhalen van toen ik acht was en heb nooit iets anders willen doen. Maar er moet toch een manier bestaan waarop ik niet nog eens een dagtaak hoef te hebben aan m'n eigen sandwichman zijn, laat staan dat ik op soms geforceerde manieren mijn politiek en menselijk kapitaal moet veiligstellen in de literaire visbokaal om ooit ergens een voet tussen de deur te krijgen. Wat is die manier, dan? Ik weet het niet zo goed meer.

vrijdag 24 juli 2015

Schrijven over wijven

Misogynie in de letteren heeft een vermaarde en lange geschiedenis. De Romeinse literatuur is de Latijnse versie van “jongens onder elkaar, en ach, die domme vrouwtjes toch”. De hoofse lyriek beeldde vrouwen af als mystieke kwezels en heilige gralen die op het eind van de ridderqueeste op de held wachtten. Ook in de 20ste eeuw was er geen gebrek aan auteurs die schreven over vrouwen als onredelijk, hysterisch, manipulatief, dom, sletterig, of, het ergste wat je blijkbaar kan verwijten aan een vrouw: seksueel afstotelijk.

Het zou kortzichtig zijn om de meningen van vertellers en personages gelijk te schakelen met de mening van de auteur. Het beste voorbeeld is de weinig geraffineerde kritiek op ‘American Psycho’ van Brett Easton Ellis, die stelt dat brutale vrouwenhaat erin zou verheerlijkt worden, terwijl een nauwkeurige lezing duidelijk maakt dat het juist het overdreven lege en sociopathische machismo van Wall Street is dat met de grond gelijk gemaakt wordt. Maar mag het eens wat minder, zo af en toe?

Je kan schrijvers van een vorige generatie, zoals Daisne, Lampo, Schouwenaars of Claus nog enigszins kwijtschelden omdat die opgegroeid waren in een tijd waarin vrouwen geen eigen bankrekening hadden, de feministische revolutie volop sociale normen en waarden dooreenschudde en vrouwen in de literatuur zelf minder aanwezig waren. Maar welk excuus heeft Brusselmans om vrouw na vrouw na vrouw op te voeren die enkel dient als zijn persoonlijke madonna/hoer? Wat is het excuus van Peeters om telkens opnieuw lauw herkauwde clichés over vrouwen te serveren en hen daarna aan te vallen onder een laf pseudoniem? Wat drijft Dautzenberg om zo nu en dan een vrouw zonder duidelijke aanleiding te vernederen en te folteren in zijn werk?

Opnieuw: het probleem is niet dat er misogyne personages bestaan. Het probleem is dat je er onderhand de E40 mee kan volleggen van begin tot eind. Dat die boeken gretig blijven gelezen worden en een schepje op de berg stereotyperende opvattingen over vrouwen toevoegen. Het is vermoeiend. Onze literaire prinsen zijn geen totale macho’s meer à la Hemingway en zo nu en dan mag er eens een vrouw of een homo mee aan tafel schuiven, maar het is nog steeds heel vaak “jongens onder elkaar.”

En ik ken de verhalen. Dat Brouwers een vertroebelde band had met vrouwen door zijn ervaringen in de Jappenkampen. Dat Verhulsts moeder een onhebbelijke, liefdeloze vrouw was of dat dichter zus en zo door meisjes gepest werd op school. Pijnlijke ervaringen laten littekens na. Maar zouden we accepteren dat een zwarte schrijver boek na boek uitbrengt waarin blanken opgevoerd worden als slavendrijvers met hakenkruisen in de ogen? Of dat een vrouwelijk slachtoffer van seksueel geweld mannen telkens afbeeldt als primitieve bruten? Het kot zou te klein zijn.

Ik ben er vrij zeker van dat veel schrijvers zichzelf helemaal niet zien als vrouwenhaters. Ik zag mezelf ook nooit als een vrouwenhater toen ik in m’n puberteit verhalen schreef waarin vrouwen enkel een secundaire rol hadden, overemotioneel waren en bestemd waren voor het moederschap. Je reproduceert vaak zonder dat je er bij stilstaat, de clichés en de ervaringen van anderen.

Terecht klinkt er steeds vaker kritiek als één of ander bedrijf of marketingbureau aan komt zetten met een campagne waarin nodeloos halfnaakte vrouwen begerig lonken naar de aandacht. We zijn ook gevoeliger geworden voor de seksistische bullshit die neergepleurd wordt in bladen als Flair en P. Misschien wordt het tijd dat we ook eens onder de motorkap kijken van de letteren. Niet om te censureren, zoals reaguurders vaak staan te schreeuwen, maar om te reflecteren. Om te beseffen dat het niet altijd wijven zijn, maar soms ook gewoon mensen. 


dinsdag 19 mei 2015

Ik kom niet naar uw manifestatie

Interesse hebben in politiek en het debat aangaan onder vrienden en online, betekent vroeg of laat dat je allerlei uitnodigingen krijgt voor marsen, petities, manifestaties of andere evenementen in den vleze. De keren dat ik werkelijk opdaag op zulke gelegenheden, valt op één hand te tellen. Eerlijk is eerlijk: ik vind de overweldigende meerderheid van die zaken vermoeiend en zinloos.

Vermoeiend, omdat het al te vaak complexe zaken aanpakt per strijdkreet en op ondoordachte wijze. Zinloos, omdat het zelden iets oplevert. Zelfs de mars aller marsen, de Witte Mars die de mythische één miljoen Belgen op de been bracht, resulteerde niet in een betere werking van het gerecht of het terugdringen van politieke inmenging in justitie.

Maar, zo gaat het argument, we moeten een signaal geven. We moeten elkaar live een hart onder de riem kunnen steken. Een signaal voor wie dan? Onze rechtse machthebbers weten heel goed wie hun oppositie vormt en lijken er niet bepaald wakker van te liggen. Een meerderheid lijkt het best te kunnen vinden met Charles 'Feestneus met snor' Michel en die meerderheid zal niet van idee veranderen door enkele medioren en jong links tuig dat met de megafoon in de hand een soundbyte van een halve minuut krijgt in het Journaal.

En natuurlijk is het fijn om eens de solidariteit te voelen die heerst onder een protestbeweging, maar ik hoef daarvoor niet op een werkdag op een Brussels plein te gaan staan (da's nog zo'n ergernis: veel van die manifestaties vinden plaats op onmogelijke uren, midden in de week). Ik zie het voldoende aan mijn Twitter, Facebook en de avondlijke conversaties die ik voer.

Veel mensen die zich zorgen maken over de verruwing van de maatschappij, die met argusogen het gedoogracisme volgen van de Vlaams-nationalisten of die beseffen dat we de teugels kwijt zijn over een kleine toplaag graaiers, willen iets doen. Ze willen niet stil blijven zitten. Ik begrijp dat. Ik deel die onrust, die woede, die dadendrang. Maar het loont soms om wel te blijven zitten. Om na te denken over wat we structureel kunnen doen.

Ik heb veel respect voor bewegingen als Hart boven Hard, echt. Ik vind de vakbonden waardevolle organisaties. Maar hun manieren van actievoeren zijn zo pijnlijk bevroren in de tijd. In plaats van in hesjes in stations en op pleinen te kamperen, bezet eens een bank, denk ik dan. Hack een partijwebsite en doe aan adbusting. Draai een clever filmpje in elkaar dat virale aandacht trekt.

Al meer dan een decennium raakt nominaal links in Vlaanderen niet uit boven een kwart van de stemmen. Een deel daarvan is te danken aan de ons-kent-onsberichtgeving van oude zakken met een centrumrechts profiel (en hun acolieten), maar traditioneel links ontbreekt het vaak aan kritische zelfbevraging. PVDA en Groen zijn al wat uit hun sluimer ontwaakt en gaan de goede richting uit, maar bij sp.a blijft het gezellig brezjneffen.

Het politieke discours kaap je niet door op fluitjes te blazen en petities te laten rondgaan om het ontslag van één of andere blaaskaak te eisen. Ik heb geen perfect recept voor hoe het wel te doen, maar ik weet wel dat zolang ik uitnodigingen zal krijgen voor de same old show, dat ik een no-show zal zijn, tot ergernis en teleurstelling van mijn vrienden en bondgenoten met ludieke spandoeken.

donderdag 9 april 2015

"Latina sunt, non leguntur"

Op Newsmonkey verscheen vandaag een opiniestuk van Mick Van Loon, die een eerdere uitspraak van Lieven Scheire (dat Latijn aanbieden op de middelbare school "op niks slaat") volledig steunt. Van Loon wijst inderdaad op een aantal pijnpunten waar scholen jammerlijk achterop hinken bij de realiteit: verouderd lesmateriaal, onaangepaste methodes en vakken die niet altijd aansluiten bij de realiteit, laat staan toekomstgericht zijn.

Het is eveneens juist dat veel uitvindingen die worden gezien als Romeins, eigenlijk geperfectioneerde varianten waren van eerder bedachte innovaties van de Grieken, de Etrusken en de Kelten.

Of Latijn een plaats heeft in de middelbare school of niet, dat wil ik in het midden laten. Maar Van Loon bouwt in zijn opiniestuk een betoog op dat langs alle kanten een loopje neemt met taalkunde, kennisleer, logica en geschiedenis. Hier zijn zijn acht grote denkfouten:

Fout 1: Nederlands is gedoemd

Hoewel het waar is dat taaldiversiteit overal in de wereld afneemt, is Nederlands met zo'n 23 miljoen sprekers een zeer gezonde taal. Nederlands houdt het al 1.000 jaar uit, en dat omringd door dominante, "grotere" talen. Er is geen reden om aan te nemen dat onze taal binnen 500 jaar weg is.

Factoren die taaldood in de hand werken, zoals afwezigheid van een schrift, niet-erkenning van de overheid, lage sociale status, politieke repressie en lage economische waarde, zijn voor het Nederlands allemaal afwezig.

Fout 2: We evolueren naar een soort wereldcreools

Talen kunnen zich vermengen tot pidgins en creooltalen, maar de voorspelling dat we over enkele eeuwen in de hele wereld een soort Chinglish gaan spreken, veronderstelt massale (en gewelddadige) migratiegolven, neo-kolonisaties en andere types volksverhuizingen die met het ontstaan van creolen gepaard gaan.

Tenzij Van Loon denkt dat we binnen 200 jaar in de wereld van 'Mad Max: Beyond Thunderdome', gaan leven, is deze voorspelling dus weinig waarschijnlijk. Kunstmatige pogingen om hybridetalen te creëren, zijn bovendien telkens stukgelopen op de hardnekkigheid van levende culturen.

Fout 3: Wat Romeinen deden, was genocide

De premoderne wereld had geen concept van wat genocide, de doelbewuste uitroeiing van een volk, inhield. Ze hadden er zelfs geen woord voor. Zijn er volkeren platgewalst onder de efficiëntie van de Romeinse legioenen en kolonisaties: zeker. Maar stellen dat het genocide was, is stemmingmakerij. In het oosten is dat overigens niet eens gebeurd. Men bleef daar tot aan de val van Byzantium in 1453 Grieks spreken.

Bovendien deden de Romeinen iets wat andere veroverende volkeren niet deden: ze lieten oude tradities intact, namen ze mee op in hun eigen cultuur, en hadden een systeem van sociale mobiliteit waar niet-autochtone Romeinen ook burger konden worden. Rome heeft keizers gekend uit de Balkan, Spanje, Gallië en uit Noord-Afrika.

Fout 4: De Romeinen gingen zo barbaars om met vrouwen als IS

Vrouw zijn onder Romeins bewind was geen pretje, maar in de periode van de vroege Republiek tot het late Keizerrijk (grosso modo een millennium) kenden vrouwenrechten veel ups en downs. Vergelijkingen met IS zijn even van de pot gerukt als beweren dat de Europese cultuur als geheel moet veroordeeld worden omwille van de kruistochten en de koloniale rijken in de Amerika's en Afrika.

Het is gevaarlijk om hedendaagse concepten te projecteren op een verleden dat we niet alleen zelf niet meegemaakt hebben, maar waar andere culturele contexten heersten. Dat praat niets goed van wat de mensen toen deden, maar om die reden Latijn uit het venster gooien is even raar als Engels en Frans afschaffen omdat ze de talen zijn geweest van patriarchale onderdrukkers.

Fout 5: Onze cultuur wortelt niet in de Romeinse

Latijn was de taal van de Kerk en daarvoor van het Romeinse Rijk. Belgen stammen af van de Franken, een Germaans volk dat zich in de vierde en vijfde eeuw vestigde tussen de Seine en de Rijn. In dichter bevolkte gebieden namen ze de taal, religie en de cultuur over van de Romeinen, in dunner bevolkte gebieden bleef het Germaanse karakter van de taal overeind, maar werden eveneens veel aspecten van de Romeinse cultuur overgenomen.

Wil Van Loon dan dat leerlingen Proto-Germaans gaan leren? Dat is een beetje problematisch, want er zijn geen geschreven bronnen van. Latijn was inderdaad mee een instrument in onderdrukking door de Kerk, maar het was evengoed in de Renaissance de taal van veel vroegmoderne denkers, filosofen en artiesten die vandaag als verlichter mogen gelden dan de gemiddelde reaguurder op HLN.be.

Fout 6: We zouden beter Chinees leren

Vooralsnog leren Chinezen liever Engels dan dat ze eisen dat buitenlanders Chinees leren. In de jaren '80 was het bon ton om te voorspellen dat de toekomst Japans was, nu is hij Chinees. Er zijn echter geen tekenen dat China bouwt aan een cultureel imperalisme zoals de Amerikanen, de Britten en de Fransen dat voor hen deden.

Het is wel een interessant gedachtenexperiment om onze kinderen Chinees aan te leren, maar het zou een volledige reconversie van het onderwijs vergen. De Chinese cultuur is immers niet omnipresent, nabij en makkelijk op te pikken zoals de Angelsaksische of de Franse. Daar zou niet enkel Latijn in sneuvelen, maar ook een pak andere vakken.

Fout 7: Latijn belemmert onze vooruitgang

Van Loon maakt het argument dat de tijd die we spenderen aan Latijn, verliezen aan vlijtige Aziaten die die tijd invullen met meer wetenschap en wiskunde. Alleen zorgt meer wetenschap en wiskunde niet automatisch voor meer innovatie. Innovatie is enorm belangrijk als drijvende kracht voor een competitieve kenniseconomie, en de inspiratie daarvoor komt vaak uit de zaken vanuit een ander perspectief leren bekijken. Dat is niet iets wat enkel wiskunde kan aanleren.

In België hebben we een zeer rijke culturele context, als kruising van verschillende culturen en buurland van vier voormalige wereldrijken. Die heeft mee gezorgd voor onze rijkdom en veelzijdigheid. Die cultuur gaan weggommen (want dat is uiteindelijk wat Van Loon impliceert door de wortels ervan te willen doorknippen in het onderwijs) om enkel in te zetten op ingenieurs opleiden die duurder zullen zijn dan hun Indische concurrenten maar geen enkel concurrentieel voordeel hebben (wetenschap is immers een universele taal), is kortzichtig.

Fout 8: Latijn houdt elite in stand

Het beruchte watervalsysteem in de middelbare scholen is een pijnlijk sociaal probleem dat maar niet opgelost raakt. Latijn - en Grieks - de nek omwringen zal dit systeem niet veranderen. Het ereschavot zal enkel nog prominenter ingenomen worden door de opleiding wetenschappen-wiskunde. Als mijn eigen middelbare schooltijd, nu al meer dan 12 jaar geleden, een indicatie is, dan is dit nu al volop aan de gang.

Latijn heeft, net als elke taal, mensen samengebracht, verdeeld, overheerst, de vrijheid gegeven, verlicht en ook dom gehouden. De stamtaal van Frans, Spaans, Italiaans en Portugees heeft als één van de eerste wereldtalen ooit, een erfenis nagelaten die nog altijd nazindert in de hele wereld. Die erfenis heeft veel donkere bladzijden, maar die heeft elke geschiedenis en elk imperium.

Een sportleraar en chemie

Moet Latijn nog een plaats krijgen in het middelbaar onderwijs? Misschien, misschien ook niet. Friedrich Nietzsche zei ooit: "De beste manier om een zaak onderuit te halen, is ze verdedigen met de verkeerde argumenten." Een verdediger van de afschaffing van Latijn die weinig kennis heeft van hoe geschiedschrijving en taalkunde werken, is net zo dol als een sportleraar laten opiniëren over het nut van chemie.

De titel van dit stukje verwijst overigens naar Latijnse spreuk "dat is Grieks, dat wordt niet gelezen", een anti-intellectuele uitspraak die mensen ervan moest ontmoedigen om Grieks te leren, omdat Latijn toch alles was wat je nodig had.

maandag 23 februari 2015

Marxistische kunstenaars?

Dit is een reactie op 'Kunst en kapitalisme', een gastbijdrage van Thibault Viaene op apache.be (19/02/15).

Thibault Viaene vindt het niet erg logisch dat artistiek Vlaanderen zich tegen het kapitalisme lijkt te keren, terwijl die er net zo veel aan te danken heeft en van competitie zelfs sterker wordt. Dat is de - versimpelde - kern van Viaenes betoog. Ik denk dat deze visie maar met haken en ogen aan elkaar hangt.

Begripsverwarring

Van meet af aan is er een hond in het kegelspel. Doorheen zijn stuk lijkt Viaene de markt, kapitalisme en liberalisme als synoniemen te hanteren, wat ze niet zijn. Bovendien gaat hij er nogal makkelijk van uit dat de kunstwereld per definitie marxistisch denkt, terwijl dat in de realiteit wel eens tegenvalt. Sommige artiesten zijn apolitiek, antipolitiek, nihilistisch of zelfs ronduit rechts.

Een volgend punt is dat niet alle artiesten of cultuurmensen die tegen het beleid van Michel I en Bourgeois I zijn, daar tegen zijn omwille van het drastische inkrimpen van de subsidies. Sommigen hekelen het kleinnationalistische karakter (de hakbijl hanteren in Brusselse cultuurprojecten, bijvoorbeeld), anderen zijn principieel tegen het antisociale aspect (indexering, bijvoorbeeld).

Daar komt bij dat argumenteren dat deze generatie artiesten toch wel erg veel te danken heeft aan "het kapitalisme" een even loze bewering is als dat we milieuwetgevingen en antirookbeleiden in openbare gebouwen te danken hebben aan het nazisme. Er zijn vele andere krachten buiten de markt en soms zelfs tégen de markt geweest, die onze huidige levensstandaard helpen verklaren.

Waarom subsidies?

Maar laten we teruggaan naar waarom kunst in de eerste plaats gesubsidieerd wordt. Dat is niet om enkele nette mensen in pak en das te kunnen laten genieten van een operavoorstelling terwijl het morrende volk daar maar voor moet meebetalen. Cultuur is een visitekaartje. Cultuur is branding. Een land of een regio is een merk, en in een tijdperk waarin commodificatie van zowat elk product en elke dienst steeds sneller gaat, is merkdifferentiatie absurd belangrijk.

Nemen we even Zweden als voorbeeld. Zweden heeft minder inwoners dan België en een landstaal die maar in twee landen ter wereld gesproken wordt. Toch produceert Zweden disproportioneel veel schrijvers, muzikanten en bekende merken die over de hele wereld bekend zijn. Een succes in de markt! Maar Zweden kent ook royale subsidies toe aan instituten die artiesten van topniveau produceren.

Harde data heb ik niet, maar ik vermoed sterk dat 'Zweden' een begrip is dat de gemiddelde Amerikaan veel bekender in de oren klinkt dan 'Belgium' (laat staan 'Flanders'). Google lijkt dat alleszins - toegegeven, anekdotisch - te ondersteunen; 'Sweden' heeft er 100 miljoen keer meer hits dan 'Belgium' en 850 miljoen keer meer dan 'Flanders'.

Waarom besparen?

Een bekend liberaal devies is "if you pay peanuts, excpect monkeys". Denkt Viaene dat dat in de kunstwereld anders is? Al is het zeer de vraag of artiesten geld in het laatje moeten brengen (wat ze overigens consistent doen - de kunstensector is in Vlaanderen één van de meest rendabele), is doen alsof het normaal is dat een beleid kunst aan haar lot overlaat maar het loonplafond voor overheidsmanagers wil weghalen, onzin.

Misschien lijkt dat op appelen met peren vergelijken. Toch gaat het in beide gevallen om een beroepscategorie die klein is, tijd nodig heeft om echt goed te worden in zijn vak, en vaak fanatiek is toegewijd aan zijn specialisatie.

Het argument dat subsidies weghalen om competitie te bevorderen, en dat die competitie kunst ten goede komt, is geen in stenen tafelen gespijkerde marktwet. Competitie op het Engelse spoornet heeft nergens geleid tot lagere prijzen en betere dienstverlening, en frisdrankgiganten Coca Cola en Pepsi zijn niet bepaald bakens van innovatie.

Waarom dan bijten in die hand?

De vraag van Viaenes artikel blijft overeind, en is een interessante: waaròm zijn kunstenaars zo vaak kritisch voor een systeem dat hen mee gevormd heeft of waar ze gedeeltelijk zelf van leven? Laat me eerst de vraag omdraaien: waarom niet? Het is niet omdat een kind zakgeld krijgt van vader en moeder, dat die nooit een conflict zal hebben met zijn of haar ouders. Moet men werkelijk dan het woord spreken van wiens brood men eet?

Ten tweede bestaan er tal van instituten die gefinancierd worden door de staat (dus met belastinggeld) die potentieel tegen het beleid kunnen ageren, zoals rechtbanken of publieke omroepen. Die doen dat al decennia, en zijn een voorbeeld van een gezonde, kritische democratie in actie. De kunstwereld maakt daar op haar manier ontegenzeggelijk deel van uit.

Verwachten dat een artiest die zich tegen de heersende marktorde keert, zichzelf er ook maar volledig moet buitenplaatsen, is de nirvana-drogredenering: een bijna onmogelijk purisme verlangen in critici om een discussie te ontlopen.

Historische artiesten

Op die manier belanden we als bij de historische voorbeelden die Viaene aaneenrijgt, om aan te stippen dat gerespecteerde artiesten vroeger vaak ook gewiekste zakenmannen waren die niet vies waren van het geld. Dat bewijst enkel dat het een hypocriete instelling is van het publiek, dat met beschuldigende vingers gaat wijzen zodra een artiest echt geld wil gaan verdienen met zijn of haar creativiteit.

Ja, grote kunst is vaak geboren in grote momenten van crisis, gebrek en noodzaak. Maar het is een romantische dwaling om te veronderstellen dat dan maar zo moet. Een kritiekloos subsidieproject leidt allicht inderdaad tot zelfgenoegzaamheid, maar alles met even veel naïviteit overlaten aan "de markt" loopt er in de praktijk op uit dat enkel wie al veel kapitaal heeft, er beter van zal worden.

Over welk financieringsmodel kunstenaars idealiter nodig hebben, kan je een heel interessante discussie opzetten. Maar optimistisch verklaren dat "de markt" daar allemaal vanzelf voor gaat zorgen, is een dwaling.

zondag 1 februari 2015

Een ander soort open brief aan moslims*

Met racisme heb ik zo goed als geen ervaring. Ik denk niet dat er ooit al een bedrijf mijn cv naast zich heeft neergelegd omwille van m'n naam, mijn huidskleur is nooit de reden waarom ik eventueel niet binnen zou mogen in een nachtclub, en niemand zal me ooit toebijten op straat dat ik terug moet naar m'n eigen land. Voor zo ver ik weet is mijn stamboom door en door Vlaams, tot die verdwijnt in de mistige einder van generaties anonieme keuterboeren en ambachtslui.

Dat wil daarom niet zeggen dat ik onverschillig sta tegenover het dagelijkse, haast achteloze racisme dat mensen in België moeten ondergaan als ze een tint bruiner zijn dan een papieren zak, of openlijk getuigen van hun geloof of levenswijze door een hoofddoek. Ik laat me meestal niet voorstaan op mijn antiracistische opvattingen omdat ik vind dat dat iets is als geen mensen in elkaar slaan en oude vrouwtjes over straat helpen: iets dat eigenlijk normaal zou moeten zijn, en niet iets wat je moet doen om schouderklopjes te krijgen. Dat is dus ook helemaal niet de reden dat ik dit schrijf.

De reden dat ik dit schrijf is omdat ik het beu ben om in de media een gestage stroom te zien van paternalistische blanke meneren (zoals Etienne Vermeersch of Maarten Boudry), met in hun kielzog tientallen, zoniet honderdtallen schuimbekkende reaguurders, en daar tussenin "de modale Belg" die "die islam" toch ook maar minnetjes vindt, of "niet racistisch" is, maar toch vindt dat groepen als hangjongeren en criminele Marokkanen het "zelf" zoeken. Waar in de mainstream, buiten Dyab Abou Jahjah, is de tegenstem? Waarom toont men niet ook eens dat er blanke Belgen zijn die niets moeten weten van dat ex cathedra-gepruttel van Vermeersch en consoorten?

Het helpt ook al niet dat onze regering een kei is in het tegen elkaar opzetten van bevolkingsgroepen. De retorische spierballen laten rollen tegenover Syriëstrijders en jihadi's is immers veel makkelijker dan zichzelf te bevragen waarom België proportioneel zo veel jongens (en meisjes) telt die het land verlaten en zich bewust voor het gareel van IS laten spannen.

Ik veronderstel dat ik wil laten weten dat ik hier allemaal tegen ben, zowel in het stemhokje als daarbuiten, en probeer om andere "stamboom-Vlamingen" op andere gedachten te brengen. Ik hoop dat jullie beseffen dat er nog mensen zijn als ik. We vormen geen meerderheid en we hebben weinig macht, maar we zijn er, en we proberen te doen wat we kunnen.

In Australië was er de mooie hashtag #illridewithyou, nadat moslims de vrees geuit hadden om slachtoffer te worden van geweld toen de gemoederen verhit waren door een fatale gijzeling met een moslimextermistische inslag. Daarin uitten allerlei andere Australiërs hun steun voor islamitische medeburgers, die net zoals de overweldigende meerderheid van moslims in de wereld, bezig is met van en naar het werk raken, eten, drinken, afspreken met vrienden en samen dingen doen met de familie. Het was een uiting van solidariteit zoals ik er nu ook één poog te schrijven.

Solidariteit is een vies woord geworden, de laatste jaren. Dat is jammer. Men verslijt mensen die solidair willen zijn, vaak voor naïeve kwasten. Het tegendeel is waar: de ware naïviteit is geloven dat culturen te reduceren vallen tot één monolitisch blok, of dat iedereen het maar allemaal alleen moet zien te beredderen. Zo functioneert een samenleving niet.

Ik hoop dat jullie weten dat er net als mij nog veel Belgen zijn die blij zijn met nachtwinkels waar Pakistanen, Indiërs en Turken lange uren kloppen, of met Marokkaanse restaurants, of die gesteld zijn op Algerijnse kennissen en collega's. Dat er mensen zijn die jullie zien als mensen en niet als vertegenwoordigers van iets onbegrijpelijk exotisch. Dat halal of koosjer willen eten voor ons net zo normaal is als mensen die liever vegetarisch eten of andere speciale diëtaire voorschriften volgen.

Allicht verschillen we van mening over een aantal zaken, maar dat is juist democratie: georganiseerd van mening kunnen verschillen. Ik laat me niet het hoofd op hol brengen door schreeuwlelijken die denken voor jullie allemaal te spreken als ze mensen de keel oversnijden, net als dat ik aanstoot neem aan bange racisten die beweren "voor Europa" te spreken als ze door de straten van Dresden marcheren.

Ik ben niet Charlie, en ik ben niet Ahmed. Ik ben ikzelf. Maar bovenal ben ik jullie medemens, en sta ik achter jullie. Ik zal blijven proberen om het goede te doen waar ik kan, en kan enkel hopen dat jullie de moed niet verliezen. Mensen die onze maatschappij een graad killer maken, zijn evenzeer vijanden van jullie als van mij.

*niet enkel bedoeld voor moslims